Sextempels en brandende lijken – India
Als ik dit stukje een paar dagen eerder had geschreven, was het waarschijnlijk een verschrikkelijk negatief stuk geworden. Dat is wat India met me doet. Het is een rollercoaster aan emoties. De ene dag is het fantastisch leuk en fascinerend. De volgende heb ik het helemaal gehad en word ik gek van de drukte, hectiek en mensen die van alles van je willen;
Nee, ik hoef geen riksja
Nee, ik wil niet in je restaurant eten
Nee, ik hoef geen Kasjmiri shawl
Nee, ik wil ook niet alleen maar kijken
Nee, ik heb geen pen……zucht…..
In Jhansi hebben we met Jenneke afgesproken. We zijn samen met haar naar Orchha gegaan, de vergeten stad. Een fijne plek, waar Jenneke had ontdekt dat je bij een lokale familie kan verblijven via “Orchha homestay”. Een organisatie opgezet door een Nederlander die tevens jaargenoot psychologie 1968 van haar blijkt te zijn. Wat is de wereld soms toch klein. Zo komen we terecht bij een aardige pottenbakkersfamilie aan de rand van het stadje. We verkennen de omgeving en maken een fijne wandeling door de rijstvelden langs tempels en chattris, het is lekker warm en we genieten van de natuur en de rust om ons heen. Ook de volgende dag maken we een fikse wandeling door het nabijgelegen natuurpark, maar veel dieren zien we niet. Eigenlijk geen één, terwijl er buiten het park apen zijn die mensen hun tas leeggraaien. Maar het zijn twee fijne dagen en het is gezellig om bij te kletsen met Jenneke.
We nemen afscheid van Jenneke en de familie en rijden verder naar Khujaraho, een stadje bekend om zijn verfijnde tempels met erotische afbeeldingen die wij als snel hebben omgedoopt in de sextempels. Het is een stadje van niks en 90% van de bevolking probeert iets te verdienen aan de toeristen. Zodra je een voet zet uit je hotel heb je een vriend die je iets probeert aan te smeren of naar binnen te lullen. Gelukkig is dit afgelopen wanneer je het tempelcomplex zelf betreed, waar je entreegeld moet betalen. De tempels zijn inderdaad indrukwekkend, zowel van binnen als van buiten bestaan ze uit duizenden beeldhouwwerken. De meesten zijn afbeeldingen van goden, dagelijkse scenes en licht erotische beelden van vrouwen in natte sari’s. Maar hier en daar verschijnen er ook verschillende standjes uit de Kama Sutra, die erg on-Indiaas aandoen.
Eigenlijk wilden we van hieruit naar Panna National Park, een paar kilometer hier vandaan. Om op een olifant naar tijgers en ander wild te speuren, maar we hebben niet zo’n zin in de hele heisa erom heen en besluiten dat we dit liever in Nepal gaan doen. Dus gaan we op weg naar Varanasi, maar zoals later blijkt rijden we dan toch door het park. De weg loopt er voor een gedeelte doorheen. We kijken om ons heen door het dorre gras of we niet toch een glimp van een verdwaalde tijger zien. De weg is inmiddels een stuk slechter geworden. Met ‘potholes‘ zo groot dat er een vrachtwagen door gekanteld is. We zeilen over de gehele breedte van de tweebaansweg op zoek naar een streepje asfalt, terwijl we de rest van verkeer ook nog ontwijken. We zijn er ondertussen een stuk beter en relaxter in geworden, maar het schiet niet echt op en is erg vermoeiend. De 400 km naar Varanasi gaan niet lukken, we doen een hele dag over de helft en het begint al donker te worden. We besluiten bij het volgende dorp een hotelletje op te zoeken.
We stoppen bij een dorpje dat niet veel meer is dan een strip langs de weg. Wanneer we vragen naar een guesthouse worden we meegenomen naar iets dat er meer uitziet als een groot huis dat niet verhuurd of verkocht kan worden. Een grote slaapkamer, badkamer en zitkamer. Maar vooruit, het begint al donker te worden en de kans is klein dat we iets anders vinden. Als we op zoek gaan naar een eettentje lijken we ‘de Rattenvanger van Hamelen’ wel. Het hele dorp weet dat we er zijn en er loopt een hele sliert kinderen achter ons aan. Na het eten van een thali lopen we in het donker door de straat. De kinderen die ons volgen zijn wat ouder en de sfeer wordt grimmiger. Voor mij in ieder geval althans, ze nemen ons in de maling en zitten aan me. Als ik kwaad word lachen ze me uit. Hier word ik dus echt opgefokt en chagrijnig van. Bij onze kamer aangekomen worden we uitgenodigd bij het kampvuur. Ook hier zitten wat opgeschoten jongens die met Merijn willen drinken. We zeggen dat we naar bed gaan, ze volgen ons tot in de kamer en willen geld voor whisky. Daar beginnen we niet aan en uiteindelijk gaan ze weg. Ik kom erachter dat we het huis niet kunnen afsluiten en bij alle ramen staan er jongens te fluisteren en geintjes uit te halen. Ik voel me niet op mijn gemak, ben boos en heb het helemaal gehad met die Indiërs. Ik ren naar buiten en jaag een paar van de jongens weg. binnen proberen we de boel zo goed mogelijk te barricaderen. Zo liggen we voor de tweede keer deze reis met onze kleren aan en een knuppel in bed te luisteren naar geluiden in de duisternis….
Als het licht wordt pakken we in en vertrekken, weg hier. In mijn helm gaan er de halve dag nog allerlei scenario’s door mijn hoofd en ben ik nog steeds boos. Ik voel me vooral respectloos behandeld en ik ben blij als we in Nepal zijn. Maar eerst nog Varanasi. Na een lange, zweterige dag komen we aan in een totale verkeerschaos in een onoverzichtelijke, stoffige, vervuilde stad. Het staat regelmatig muurvast, er wordt non-stop gebeld en getoeterd en ik word tot drie keer aan toe bijna omgeduwd door een fietsriksja. Pfff, wat een ellende. Richting de oude stad en de ghats (traptreden langs de rivier) worden de straatjes steeds smaller en kom je helemaal niet meer vooruit. Weg hier! Mijn innerlijke thermometer raakt eerder oververhit dan die van mijn motor. We checken in in een hotel aan de rand van de oude stad. Met een gevulde maag en na een koud glas cola ziet alles er weer heel anders uit en lopen we richting ghats, waar we die avond echter niet zullen aankomen. We raken een beetje verdwaald en staan na een lange wandeling weer bij ons hotel. Morgen, als het licht is nog maar weer eens proberen.
Via een moslimwijk komen we in deze heilige hindoestad langs de Ganges met zijn ghats. En weer ben ik verrast, deze keer positief. Het is er rustig en we lopen er ongestoord rond terwijl het Indiase leven zich aan ons voorbij trekt. We vinden zelfs een terrasje waar we lekker kunnen zitten mensen kijken. Beneden in de rivier wassen mensen zichzelf, hun buffels en kleren. Er wordt cricket gespeeld en gemediteerd. Het is een kleurrijk en levendig schouwspel waar je heerlijk bij kunt wegdromen. We lopen verder en komen in een bruiloft terecht, vlak naast het grootste ‘burning ghat’ Manikarnika zoals we later zien. Hier worden mensen gecremeerd. Hun lichaam wordt in kleurig goud en rood cellofaan papier, door de wirwar aan smalle straatjes van de oude stad, de ghats ingedragen op een bamboestretcher. We zien enorme houtstapels die zorgvuldig worden afgewogen voor de brandstapel waar het lijk, gewikkeld in een wit kleed, op verbrand zal worden. We staan er plotseling met onze neus bovenop. Eerder werden we al geconfronteerd met een kleiner ‘burning ghat’, ook hier lagen drie mensen te verbranden, terwijl kinderen zich een paar meter verderop wassen en een jongen zijn broek staat te drogen bij één van de brandstapels waar je de voeten uit ziet steken. Een hond scharrelt tussen de smeulende resten langs de rivier. Mensen hebben er een hoop geld voor over in Varanasi te sterven en gecremeerd te worden. Dit betekent voor de Hindoes verlossing uit de vicieuze cirkel van hergeboortes naar het Nirwana. Ik merk dat het zien hiervan me weinig doet. Ook al zien we vooral bij het belangrijkste ghat, waar wel 20 mensen tegelijk verbrand worden, duidelijk de lichamen en gezichten tussen het brandende hout. Ik vind het niet morbide, eerder ontwapenend hoe leven en dood hier naast elkaar bestaan. En het valt me op dat er nauwelijks gerouwd wordt zoals dat voor ons herkenbaar is. Zoveel mensen als er bij bruiloften zijn, zo weinig zijn er hier bij de crematies. Misschien vindt dit eerder, op andere plekken plaats.
Het was een fijne, intrigerende dag en een waardig afscheid van India.
Onderweg, als we richting de Nepalese grens rijden, zie ik nog twee keer een overledene door de straten gedragen worden. Als ik dat niet in Varanasi gezien had, had ik waarschijnlijk niet geweten wat het was, denk ik bij mezelf. Het is maar 300 km naar Nepal, maar de weg is zo slecht en druk dat we er twee dagen over doen met een laatste tussenstop in Gorakhpur. Wat een shithole! Ook hier zitten we weer helemaal vast in het verkeer en het lekkere hotel waar we naar uitgekeken hadden heeft, geen plek omdat er een bruiloft plaatsvind. De hotels eromheen zitten ook vol met gasten. Dan maar weer naar het treinstation, waar de budgethotels zijn. Opnieuw in de file, in het donker, moe en bezweet. De hotels bij het station zijn echt slecht. Terwijl Merijn in een kamer de badkamer inspecteert trekt hij met grote ogen snel de deur weer dicht. Een vette rat! Maar veel keus is er niet, dus we gaan in hetzelfde hotel, één etage hoger en houden de badkamerdeur goed dicht. We eten ernaast een thali, maar de honger vergaat me als ik nog twintig ratten om me heen zie lopen en Merijn een kakkerlak van tafel veegt. In de kamer hebben we een knipperende TL-buis, grijze lakens en een TV waar we extra voor moeten betalen en alleen maar Hindi-kanalen heeft. Om ons heen horen we Tv’s brullen, geren en geschreeuw op de gang, getoeter en gerochel. We worden India alsnog uitgekotst.
India is een intrigerend, fascinerend en uniek land, waar je als je van reizen houd zeker een keer naartoe moet gaan. Het heeft voor de tweede keer een onuitwisbare indruk op me achtergelaten, maar ik moet toegeven dat ik het niet echt een leuk land vind. Het is in ieder geval geen relaxt vakantieland. Ik voelde me er vaak opgejaagd en het is een enorm harde maatschappij. Maar goed, daar kun je een apart boek over schrijven.
Eigenlijk realiseer je je pas goed hoe het was en wat het met je doet als je er weer weg bent. En wat is het dan heerlijk om in Nepal aan te komen. Weg met de drukte en hectiek, Waar mensen weer vriendelijk lachen, vrouwen je aankijken en mensen weer gewoon geïnteresseerd zijn. Maar daarover volgende keer meer,