Over de evenaar en weer terug

We zijn weer terug in Nairobi. Deze stad lijkt wel een magneet we komen hier niet weg lijkt het. Reiniers motor ligt in duizend stukjes. Al twee dagen is hij bezig met het loskrijgen van een belangrijke bout. We gaan ervan uit dat het allemaal goed komt maar zowel Reinier als Anne zien er vermoeid uit. Els en ik proberen het leed een beetje te verzachten door lekker eten te maken en positieve geluiden te laten horen. 

Meer dan een week geleden waren we ook al in Nairobi. Daar hadden we een goede tijd met Paul en Marja. Paul en Marja zijn onderweg met een oude Mercedes meubelbak van Nederland naar… dat weten ze eigenlijk nog niet. Ze zijn al een paar jaar onderweg en zijn via de westkant van Afrika naar beneden gereden. Een heldhaftige onderneming met zo’n oude bus met tweewielaandrijving. Ze vallen op hier op de camping omdat ze het gewoon zelf doen en low budget. Rondom hun bus alleen dure, volledig ingerichte 4X4 wagens met daktent. Ze blijven nog een dagje langer om onze verhalen aan te horen over Azië. Paul en Marja maken plannen om naar het noorden te reizen via Zuid-Soedan, Soedan, Saoedi-Arabië en dan richting Iran, Pakistan en India. Het is niet echt de bedoeling ooit nog naar Nederland terug te keren. Mooi! Niet?

Nadat we al enige vertraging opliepen omdat Els en Reinier malaria kregen lijken we nu echt klaar om te vertrekken. Nogmaals hebben we het er uitgebreid over gehad welke route we nu moeten nemen. Er is een enorm voedseltekort in het gebied waar we doorheen komen. De route tussen hier en Addis wordt toch een beetje ‘holiday in other peoples misery’ en dat voelt niet goed. Uiteindelijk komen toch op de Lake Turkana route uit. Ik maak me er best zorgen over. Ik merk dat ik na zoveel maanden reizen de neiging heb maar de makkelijkste weg te kiezen. We berekenen dat we eigenlijk allemaal 27 liter extra brandstof mee moeten nemen. 27 kg extra, een verdubbeling van ons bagagegewicht op een zeer moeilijke weg. We besluiten 20 liter per persoon mee te nemen en gokken erop de rest te kopen bij brommereigenaren langs de weg. Bij de lokale supermarkt kopen we een flinke berg jerrycans. Nadat we alle etappes nog eens door hebben genomen begin ik er ook in te geloven dat het kan en belangrijker, dat het leuk is.

Anne voelt zich niet lekker en blijkt ook malaria te hebben. Blijkbaar waren we op een plek met zeer potente muggen. We speculeren erover waar dat geweest kan zijn. Het kan vrij lang duren voordat de malaria naar boven komt. Nu ben ik nog de enige zonder, ga ik het ook krijgen? Ik denk eraan om sowieso maar een kuur te gaan slikken maar de anderen houden me gelukkig tegen. De bijwerkingen van dit medicijn zijn best flink. Bij Anne zet de koorts niet echt door, ze voelt zich niet goed maar blijft redelijk op de been. Waarschijnlijk waren we er op tijd bij. Uiteindelijk besluiten we te vertrekken, we zijn al een week in Jungle Junction en hebben gehoord van een mooie camping zo’n tachtig kilometer verderop. We zijn weer onderweg!

De camping bij Lake Naivasha blijkt een goede keuze. Het is heerlijk weer in het groen te zijn. Op een enorm veld met gigantische bomen mogen we een plekje uitzoeken. Kampvuur, geen probleem. ’s Avonds grazen de nijlpaarden hier aan de rand van het meer, slechts gescheiden van ons tentje door een elektrisch hek. Als we aankomen zien we direct weer het rare voertuig van Jonathan en Kathi uit Noord Duitsland. Het is een zeswieler uit het Zweedse leger van rond 1960. Echt een droomvoertuig. Maar met zijn een op vijf niet echt economisch. Kathi en Jonathan zijn alweer een tijd in Kenia. Momenteel doet Jonathan onderzoek naar het verschil tussen de Fair Trade en reguliere bloemenindustrie hier rond het meer. Eerder tijdens hun reis van Duitsland richting Kenia bezochten ze talloze ontwikkelingsorganisaties in een speurtocht naar duurzame ontwikkeling. Het zijn echt leuke mensen en ze zijn verbaasd en teleurgesteld als we de volgende dag weer verder trekken. 

Als we ’s morgens vertrekken maken we weer eens de fout zonder op te letten achter onze gps aan te rijden. We maken een mooie bocht om het meer maar dit blijkt veertig kilometer offroad te zijn. Hierdoor maken we niet echt voortgang maar dit vind niemand echt erg. Het is hier mooi. We rijden tussen de kuddes van de Masai door zien giraffen, zebra’s en struisvogels. Als we even later stoppen om wat eten in te slaan worden we onmiddellijk omringd door een flinke groep dronken mannen. Ze stellen de gebruikelijke vragen, “How many CC?” enzovoorts, maar ze zijn tegelijkertijd erg handtastelijk en hebben een kegel vanjewelste. Hier in Kenia zijn de mensen mondiger en minder onderdanig en dat krijgen we nu voor onze kiezen. “You!, give me money!”. Uiteindelijk vinden we het maar het beste om er vandoor te gaan. Aan het eind van de middag passeren we de evenaar. Een roestig bord geeft aan waar het is en er staan een toeristenkraampje met lelijke zelfgemaakte kunstvoorwerpen. Onder het bord staat een bakje water met een trechter. Een man laat ons zien hoe de draaikolk aan de ene kant andersom draait dan aan de andere kant van de evenaar. Het is dus waar. Daarna begint hij een verhaal te vertellen over de regen die nooit de evenaar overtrekt. Het regent of hier of daar,.. We geloven er niet veel van maar wachten de regen niet af. 

Het is al bijna donker als we een mooie plek in de bush vinden, maar niet veel later worden we weggestuurd door een groep mannen die de ene na de andere reden verzinnen waarom we daar beter niet kunnen slapen. Slechte pers als jullie wat gebeurt, hier zitten olifanten, bandieten enzovoorts. Een stuk verder vinden we gelukkig een plek zonder bemoeienis waar we voor het eerst sinds lange tijd onder onze tarp schuilen tegen de regen en eten koken.

Vanaf half zes, het is nog donker, horen we gehoest. We gluren door een gleufje uit de tent en zien dat er een jongen in schooluniform naar ons staat te staren. Een uur later staat hij er nog, maar komen ook zo’n twintig andere scholieren ons aanstaren. Ik ben als eerste uit de tent en ze stuiven uiteen onder een bulderend gelach. Om direct daarna weer onze tenten in te gluren. Geen beweging van ons gaat ongemerkt als we onze spullen inpakken. Allemaal komen ze te laat op school maar dit willen ze niet missen. Dan plotseling wordt de vrees voor straf te groot en zijn ze allemaal weg. Wij blijven achter met een vrouw waarmee we ons ontbijt delen. Ze verteld ons dat ze tot voor kort nog een paar koeien en geiten had maar dat die onlangs zijn gestolen door bandieten. Echt heftig, zo heb je wat en zo nemen ze je het kleine beetje toekomst af en heb je niets en moet je om melk gaan bedelen bij je buren. Het stelen van vee is hier al jaren een groot probleem dat jaarlijks tot bloedvergieten leid. Ik begrijp ook een beetje beter dat mensen van ons schrikken als ze onze vreemde schimmen in het donker tegenkomen.

Vanaf hier is het nog zo’n 100 km naar Maralal, de laatste plek met benzine. Al snel houdt het asfalt op en rijden we over een weg met veel stenen en opgedroogde blubber. We rijden nu meer en meer de bewoonde wereld uit. Dorpen zullen zeldzamer worden en uiteindelijk voor de grens met Ethiopië geheel ophouden. We hebben ons paspoort en carnet al in Nairobi laten uitstempelen omdat er in deze woestenij geen grenspost is. Maar voordat we daar zijn zullen we nog een dag of vijf overeind moeten blijven. We doen het rustig aan en hobbelen in een flinke stofwolk naar het noorden. Plotseling zijn Anne en Els verdwenen. Als we omkeren zien we dat ze een markt zijn opgereden en staan omringd door Masai te babbelen. Wow, dit is Afrika! Jonge, zeer zwarte mannen met oranje jurken, hun bovenlichaam bloot maar bedekt met kleurige kettingen en armbanden. Hun haar opgestoken met kralen. Zeer trots staan ze erbij met hun knotsen, ik check even maar ben nog steeds de langste. Wij zijn net zo verbaasd over hun als zij over ons. We kopen wat oliebollen voor de lunch en hebben moeite met wegkomen. 

Als ik stop om benzine bij te vullen een stuk voorbij een school zie ik in de verte in een stofwolk een enorme berg kinderen aan komen rennen. Ik probeer op te schieten maar haal het niet op tijd en al snel word ik omringd door kinderen die schreeuwen om sweets en money. Het is hartverscheurend. Het zou leuk zijn hier de sinterklaas uit te hangen en er zijn zeker blanken voor me geweest die dit deden maar ik maak me er met een grap vanaf. Even later wordt het me een stuk moeilijker gemaakt als we Els haar vijfde lekke band deze reis aan het plakken zijn. Een man bedelt om eten en blijft aandringen. We hebben niet echt iets om hem te geven behalve wat droge rijst en een pot pindakaas. Als ik hem wat water aanbied kijkt hij wantrouwend naar de fles, neemt een slok en spuugt het weer uit. Waarschijnlijk hoopte hij op wat sterkers. Drie Masai vrouwen kijken geïnteresseerd toe en helpen Els met het monteren van haar wiel. Eindelijk krijgen we een kans wat vrouwen op de foto te zetten en ze zijn ongelofelijk blij als we ze wat geld geven. Het is moeilijk in te schatten hoe slecht deze mensen eraan toe zijn. Iemand vertelde het ons al eerder: “ze sterven van de honger, niet langs de weg maar in hun hutjes.”

Rond een uur of drie zie ik Reinier, die van ons vieren deze wegen het beste onder de knie heeft, zijn motor aantrappen. Niets nieuws, zijn motor slaat iedere dag wel een paar keer af als hij een onverwachte manoeuvre maakt. Maar dit keer lijkt er werkelijk wat mis. De kickstart die normaal de zuiger in beweging brengt zit vast. Een vastloper. We komen geen meter meer verder. Het is zeven kilometer tot het volgende dorp. Gelukkig komt er binnen vijf minuten een truck aan die wel wil omkeren en de kapotte fiets in de bewoonde wereld wil droppen voor wat dieselgeld. Wow, daar gaat Reinier. Is dit het einde van onze trip? Niet veel later staan we in Kisima, een stoffig dorp waar we onmiddellijk het middelpunt van attentie zijn. Weer zijn we omringd door een flinke lading kinderen, een berg dronken mannen en een dronken vrouw. Reinier wil een camping zoeken om rustig zijn motor te bekijken. Zowel Anne als hij weten beter dan de lokale mechanic hoe deze motor in elkaar zit. Het duurt meer dan een uur voordat we hier nieuw vervoer richting de dichtstbijzijnde camping gevonden hebben. Vier blanken met pech, daar valt natuurlijk geld te verdienen. En geef ze eens ongelijk. Ondertussen beginnen de kinderen Anne te pesten en de dronken gasten geld en spullen te eisen en overal aan te zitten. Maar met veel engelengeduld en humor weten we te voorkomen dat de sfeer echt dreigend wordt. Uiteindelijk gaat Reiniers motor in een zestig jaar oude jeep die ons dumpt bij een kamelenfokkerij annex camping.

In het blok van de Tenére zit een ketting die ervoor zorgt dat de zuiger synchroon beweegt met de kleppen die benzine en lucht toelaten. Als ze zuiger beneden is gaan de kleppen open en als ie boven is zijn ze dicht. Het lijkt erop dat deze synchronie verstoord is waardoor de zuiger tegen de kleppen botst. Hoe dit heeft kunnen gebeuren is onduidelijk. Waarschijnlijk is er iets versleten, deze motor is tenslotte al 27 jaar oud. Om te bekijken wat er mis is moet het hele blok eruit en uit elkaar. Een megaoperatie in het gras en zonder werkplaats. Reinier besluit dat het beter is te wachten tot de morgen en deze avond speelt iedereen met de gedachte wat dit zou kunnen betekenen voor het vervolg van onze reis. Als ze de motor kunnen fixen vertrouwen we hem dan genoeg om ermee 800 kilometer door niemandsland te gaan rijden? Hoe komen we aan onderdelen? Wat doen wij als ie niet te repareren is, reizen we door? Nemen we Reinier achterop? Verschepen we vanuit hier? Alleen vragen, geen antwoorden.

De volgende ochtend gaan Reinier en Anne aan de slag. Af en toe hoor ik ze schelden als er een bout afbreekt. Soms zijn ze volg goede moed maar vooral werken ze hard door. Halverwege de dag blijkt dat inderdaad de ketting uit sync is, goed nieuws, er is een oorzaak. Aan het eind van de dag zit alles weer in elkaar en is daar het moment suprème. Even kicken, nog even kicken… En hij start. Een ongelofelijk gelukkig moment totdat hij afslaat en niet meer aangaat. Na lang kicken besluiten we m aan te slepen met een andere motor en dat lukt. Weer loopt ie even maar het geluid is verschrikkelijk. Als de motor afslaat zit de cilinder weer vast. Alle hoop is vervlogen. Het is allemaal voor niets geweest. Verderop in het zand roepen de kinderen naar ons: “Hello! How are you? How are you? How are you? Reinier bedwingt zich en gooit zijn motor niet op de grond maar zegt zacht: “Not so good”. 

We krijgen het advies vanaf zonsopgang langs de weg te gaan staan en trucks te vragen voor transport terug richting Nairobi. Het is nu definitief, we gaan niet de Turkana route rijden. We zullen terug gaan naar Jungle Junction, proberen daar de motor daar te fixen en vervolgen een nieuwe poging wagen richting Egypte. Weer moet ik vechten tegen de heimwee die me de laatste tijd lastig valt. Waardoor ik denk, ach als het allemaal zo moeilijk is laat dan maar. Ik ben al tien maanden onderweg ik zou ook tevreden zijn als het nu voorbij was. Ik wil weer een de slag in Amsterdam. Het is de dood voor de moraal en gelukkig weten mijn reisgenoten me ervan te overtuigen dat dit geen goede ideeën voortbrengt.

Op de weg is het heel stil maar Reinier en Anne houden iedereen voor een babbeltje. Het blijkt dat er gisteren avond een flinke berg trucks met hulpgoederen voorbij is gekomen die vanmiddag weer leeg terug gaan naar Nairobi. Mooier kan haast niet: De mensen hier eten en wij transport. Anne vind een chauffeur die wel twee motoren en hen beiden mee wil nemen. Els en ik zullen zelf rijden en we vertrekken onmiddellijk. Het is 280 km waarvan 100 offroad naar onze mooie camping aan Lake Naivasha. De droom van een koud glas bier en een lekkere pizza geeft me de hele dag veel energie. Het offroaden gaat beter dan ooit. Ondanks dat de hulptrucks in de regen van gisteren de weg flink gesloopt hebben scheuren we er lekker doorheen. Het is heel mooi en we genieten volop. Wat een leven, heerlijk!

Als we nog maar vijftig kilometer te gaan hebben breekt er een bulderend onweer los. We schuilen een uur in een snackbar maar als het lijkt minder te worden gaan we toch maar verder. Het verlangen naar een bekende plek met leuke mensen en lekker eten en drinken doet me de verkeerde beslissingen maken. Ik overtuig Els door te gaan. Het is inmiddels donker en de weg is verdwenen onder twintig centimeter water. Als we de eerste bocht nemen raak ik van de weg en val bijna. Voor me doet een fietser het zelfde en valt erg hard. Toch rijden we door. We komen op de snelweg maar ik zie vrijwel niets. Mijn vizier en mijn bril belemmeren mijn zicht. Ik doe mijn bril af. Toch rijden we door. Dertig of veertig km/uur het regent echt hard sukkelen we langs de kant van de weg voort, ingehaald door flinke vrachtwagens. Dan realiseer ik het me, dit is stom. Ik denk aan vrienden van ons die in Soedan in het donker op een ezelkar zijn gebotst. Einde vakantie. Ik sleur Els mee in deze stomheid maar er lijkt nu ook geen weg terug meer. Een uur lang sukkelen we zo voort. Het is alsof ik in een droom beland ben er komt geen einde aan. Even voorbij de afslag van de snelweg stop ik en krijg de verdiende volle laag van Els. Daarna houd het gelukkig op met regenen en als we een half uur later op de camping aankomen worden we verwelkomd door Jonathan en Kathi met zelfgebakken broodjes en rode wijn.

Inmiddels zijn we alweer twee dagen in Nairobi. Vanochtend raakten we hier in gesprek met Margret uit Tasmanië, een ongelofelijk stoere vrouw. Alleen reist ze de wereld over. Ze verteld ons over haar vele ongelukken waarbij ze bijna al haar botten brak. Ze is een iron butt rider. Die rijden van Londen naar Lissabon om uit eten te gaan om vervolgens direct weer terug te gaan. Ook deed ze mee aan een rit van 11 duizend mijl in 11 dagen in de VS. Minder mensen reden deze rit uit dan er in de ruimte zijn geweest. Zij deed het in negen dagen. Ze is een leuke vrouw van 62 die van het leven geniet. Anne en Reinier kregen een lift van twee auto’s van de Kleenex distributie tot aan de voordeur van dit kamp. Onderweg werden ze nog aangehouden maar mochten doorrijden omdat de chauffeur die agent eerder een pleerol had gegeven. Mooi niet? Chris de Duitse eigenaar van Jungle Junction bleek, geloof het of niet de versleten onderdelen te hebben liggen. De belangrijkste bout in het blok van Reinier is tijden het typen van dit stukje los gekomen. Een andere bout nu half uitgeboord. Mocht alles goed gaan weten we morgen na een lange dag sleutelen of Reinier en Anne de problemen overwonnen hebben en we snel de evenaar weer over kunnen trekken.

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *