Nat in Thailand

Zo, we lopen flink achter met schrijven. Daar ga ik eens even wat aan doen. Op zich moet dat wel gaan lukken hier denk ik. We zitten min of meer vast hier op een hotelkamer in Chumphon in Zuid Thailand. We willen hier 200 km vandaan de boot nemen naar Koh Pa Ngan maar hevige regens hebben de boel hier ten zuiden onder water gezet. Delen van de snelweg staan onder water en de boten varen niet vanwege metershoge golven.

Juist op deze plek kwamen Els en ik 10 jaar geleden als backpackers aan met de trein uit Bangkok. Op ons arm een blauwe sticker. Iedereen met de blauwe sticker moet naar Koh Pa Ngan dat is makkelijk voor de touroperators. We hadden s ‘nachts in de trein flink gedronken met een paar Duitsers en ik was die ochtend niet al te lekker omdat ik nadien flink had moeten kotsen. Uit de trein werden we direct in een bus geladen. Wij weigerden omdat we liever het kleine stukje naar de pier wilden lopen maar van weigeren was geen sprake, we zouden en moesten mee. Niet veel later zaten we met nog een stuk of 30 blanke twintigers in een groot uitgevallen rondvaartboot. Het begon allemaal best lekker, het regende flink en de rivier nam ons mee naar de zee. Op zee bleek al snel dat ik niet de enige was die die dag zou kotsen, de golven waren drie meter hoog, hoger dan de boot. De kapitein zorgde ervoor dat we constant schuin op de golven voeren. Zes uur lang was de cadans hetzelfde. De neus van het schip 45 graden omhoog tot over de rand van de golf. De schroef kwam dan los uit het water waardoor de motor brullend meer toeren maakte om vervolgens met een enorme klap plat op de zee te klappen. Door de raampjes kwam steeds meer water binnen en iedereen dacht dat dit het einde zou zijn. Maar dat was het niet want na uren en uren was daar plots in de luwte van de storm een prachtig tropisch eiland.

Een paar jaar geleden verloren we onze huurauto tijdens een tropische regenbui in de Mexicaanse jungle. Je kan dus zeggen dat we enige ervaring hebben met tropische depressies. Morgen maar eens vragen of het water op de snelweg al wat is gezakt.

mmm, buiten regent het nu weer flink…

Nu bijna twee weken geleden kwamen we weer Thailand binnen. Aan de grens checken we in in een hotel met zwembad en een hoop dikke witte mannen met hun Thaise vrouw en kinderen. Ze zien er niet bepaald gelukkig uit. We zijn op weg naar het noorden van Thailand want daar kan je over fantastische wegen door de bergachtige jungle rijden. Toch besluiten we eerst nog even langs Bangkok te gaan. We hebben gehoord dat Tessa daar nu is maar krijgen geen contact om ons bezoek aan te kondigen. We gaan toch en zonder al te veel problemen vinden we onze weg door de spits van Bangkok. Tessa is niet thuis dus gaan we bij haar werk langs alwaar we worden opgevangen door haar collega Lek. Binnen no time maakt ze het ons er helemaal voor elkaar. We mogen douchen, ze regelt eten, internet, airco en een paar uur later zitten we met Tessa op een terras bij te praten en bier te drinken. Tessa werkte eerder bij Greenpeace Indonesië op de Nucleaire campagne. Haar verhalen werden uitgebreid ontkend of gebagatelliseerd door de nucleaire lobby. Nu krijgt ze haar gelijk, hoe pijnlijk dat ook is.

We knallen nu direct door naar het noorden. Op de een of andere manier hebben we geen tijd meer te verliezen. 14 april willen we in Maleisië zijn en tot die tijd willen we nog het noorden en zuiden van Thailand zien. Later deze dag vraag ik me af waar het allemaal op slaat die haast. Waarom hebben we eigenlijk besloten niet naar Laos te gaan? Hoe maken we die beslissingen?

Onderweg is het saai. De centrale vlakte van Thailand is weinig interessant, veel snelweg verder kunnen we er ons er niet veel van herinneren. Het is al de hele dag bewolkt en lekker fris maar als we rond een uur of vier Chai Nat passeren begint het flink te regenen. Hier ben ik op voorbereid. Ik heb een full-body regenpak en beenkappen voor over mijn schoenen maar na een paar uur ben ik toch drijfnat. Ook de dag erna regent het nog. De temperatuur is inmiddels flink gezakt. Het is nat en koud. Vlak voor Chiang Mai rusten we nog wat uit in een lelijk wegrestaurant. Als ik mijn arm naar beneden doe loopt er een flinke straal water uit mijn mouw. Achter ons dweilt iemand onze plassen van de vloer.

Ik neem me voor Chiang Mai niet te verlaten voordat alles droog is. Gelukkig is het slechte weer nu voorbij en schijnt de zon weer. In Chiang Mai is van alles bedacht om toeristen te vermaken. Er zijn honderden restaurants en bars, je kunt er door de boomtoppen wandelen, leren een olifant besturen, de bergvolkeren bekijken in hun natuurlijke habitat (je weet wel die met die lange nekken), tijgers aaien, noem maar op. Op de een of andere manier staat het me allemaal tegen. Uiteindelijk bekijken een beetje de stad en bezoeken een tempel in de omgeving. Een van de redenen om naar het noorden te gaan is een bezoekje aan Antoinette. Deze kennis van ons verwisselde een paar jaar geleden haar leven in Amsterdam voor dat in Thailand om een project op te zetten voor werk-olifanten:Bring the Elephant home. Het lijkt ons leuk haar verhalen te horen maar onze afspraak loopt mis en we vertrekken zonder haar gezien te hebben. Jammer…

Nou dit is het dan, we rijden eerst nog verder naar het noorden om vervolgens in een aantal dagen langs de grens met Burma naar beneden te trekken. De weg staat bekend om zijn mooie asfalt, uitzichten en duizend bochten. Ideaal voor motorrijders dus. En ze hebben gelijk. Het is genieten. De hele dag zoeven we relaxt door het mooie landschap. Onderweg komen we af en toe backpackers tegen die de zelfde tocht doen op een gehuurde brommer in korte broek en flip-flops. Het stoort mijn gevoel dat we iets bijzonders aan het doen zijn. Beetje onterecht waarschijnlijk aangezien wij met onze aanwezigheid diezelfde droom voor hun verstoren. Uiteindelijk komen we terecht in Mae Hong Son waar we een paar Fransen tegenkomen die onze motoren hadden zien staan in Udaipur in India. Ongelofelijk! Ze maken een waanzinnige tocht die begon met de Transsiberië-express, gevolgd door Mongolië en China. Het is leuk te merken dat ze dezelfde smaak in hun mond kregen van India als wij. Helaas is het even afgelopen met hun plannen omdat ze gisteren uit de bocht gevlogen zijn met hun huurbrommer en de jongen nu tegen zes weken gips aankijkt. Geen pretje met 40 graden.

De volgende dag is een voortzetting van de vorige, zingend achter het stuur, heerlijk! Vanaf een uur of 12 is het al stinkend heet en we dromen van de gedachte te kunnen zwemmen. We hebben een korte trip voor de boeg en dus tijd om een waterval te bezoeken. Bij de afslag is het nog dertig kilometer naar de waterval maar het lijkt de moeite waard. Het gaat onmiddellijk flink omhoog over een smal asfalt weggetje. Langs de weg zien we de mensen waar toeristen geld voor betalen gewoon doorgaan met hun dagelijks leven. Met frisse tegenzin betalen we de 200 bath (5 euro) en komen er achter dat dit de entree is om de waterval te kunnen zien aan de andere kant van de vallei. Wat een tegenvaller maar we lachen er om en we maken er een foto van. We hebben er tenslotte …

Waar ik minder om kan lachen is dat mijn accu het juist hier begeeft. We zijn hier echt in the middle of nowhereen mijn motor heeft stroom nodig anders weet ie niet dat ie een motor is. Een beetje raar maar ergens zit een computertje dat van alles regelt, vraag me niet wat. Afijn na het aanduwen rijd ik vijf minuten en sta stil ergens halverwege een berg. Ik rol nog wat uit en kom tot stilstand bij een hutje waar een groepje mensen zich afvraagt wat hen nu weer overkomt. Een paar blanken op enorme motoren vragen of ze er eentje achter mogen laten en zeggen dat ze terugkomen. Althans dat denken ze want echt verstaan doen ze ons niet. Met zijn tweeën op Els haar motor gaan we de berg af op zoek naar een accu. Khun Yuam is een dorp langs de doorgaande weg met een paar hardware winkels waarvan er eentje accu’s verkoopt. Die van mij hebben ze echter niet, daarvoor moet ik naar Chiang Mai, zo’n 350 km terug. Na lang wikken en wegen besluit ik een erop lijkende accu te kopen. We rijden de berg weer op en bouwen ‘m in. Het is inmiddels al flink aan het schemeren. Een minuut of tien werkt alles prima, ik begin er al een beetje in te geloven maar dan houdt het weer op. De toeren vallen terug en het vermogen gaat er volledig uit. Ik leer dat als ik gewoon flink blijf gassen en het lijden van de motor negeer ik toch in beweging blijf en zo, met pijn in mijn hart komen we na een paar uur weer in Khun Yuam.

In Khun Yuam vinden we een guesthouse dat wordt gerund door een vrouw die met een Duitser getrouwd is. Horst is een relaxte vent met het hart op de goede plaats. Hij is, wonder boven wonder motorrijder en regelt een acculader voor de nacht. ’s Morgens maken we een testrit maar het mag allemaal niet baten. Ik heb intussen de hele nacht liggen analyseren wat de
oorzaken kunnen zijn. In de motor zitten een paar spoelen die stroom maken. Als je veel toeren maakt geven die veel te veel stroom af. Meer dan 12 volt. Een omvormer zorgt ervoor dat er altijd 12 volt naar je accu gaat.

– Als de omvormer stuk is gaat er te veel stroom naar de accu en brandt alles door, eerst je accu (zoals bij mij) vervolgens je lampjes en je computer, … Een omvormer is te krijgen in Singapore en wel te importeren naar Chiang Mai

– Als de spoel stuk is gaat er te weinig stroom naar je omvormer en accu en trekt je accu uiteindelijk leeg. Nieuwe spoel is duur. Het hele blok moet er voor open.

– Als de accu stuk is, bijvoorbeeld omdat hij oud is of droog stond maken de polen sluiting.

Ik spreek dit alles door met Els en Horst en we besluiten dat het beter is de motor naar Chiang Mai te transporteren als er een mechanichet terrein op komt. Ik ben eerst nog een beetje cynisch, ik weet het toch zeker beter dan deze snotneus… Maar uit het niets komt hij met een perfecte accu aanzetten en alle problemen zijn verholpen.

Het duurt de volgende dag nog een flinke tijd voordat ik er echt in vertrouw dat alles weer werkt maar ondertussen maken we voor de derde dag een heerlijke tocht door het grensgebied met Burma. Els voelt zich vandaag niet al te best. Ze wil al na de eerste honderd kilometer op zoek naar een slaapplek maar ik weet haar toch mee te slepen en aan het eind van de middag gaat het haar al een stuk beter. We passeren een vluchtelingenkamp. Hier mogen Birmezen, vlak aan hun eigen grens verblijven. Vanaf de jaren ’80 wonen hier duizenden (151.000) mensen in huizen gemaakt van hout en bladeren. We stoppen en maken wat foto’s maar weten niet hoe we echt contact met deze mensen kunnen maken en rijden uiteindelijk door. Rondom het kamp zijn meerdere zones van politiecontroles opgezet om ervoor te zorgen dat ze niet ontsnappen. Hoe weinig weten wij over het leven zonder uitzicht op verbetering. De laatste kilometers rijden we met een zwaar hart. We slapen deze avond in Mae Sot.

Mae Sot is een grensplaats met Burma. Alles staat hier in het teken met de vriendschap met het Birmese volk. Overal Posters met een geïdealiseerde versie van Aung San Suu Kyi de oppositieleidster met huisarrest van Burma. Het stikt hier van de NGO-werkers en activisten, de stad heeft een bruisende sfeer. Hiervandaan wordt aan oppositie gewerkt.

Het is weer voorbij met de mooie tochten. Vanaf vandaag scheuren we naar het zuiden van Thailand. Zo’n duizend kilometer. Ik vraag me werkelijk af of al deze kilometers nu de moeite waard zijn. Maar nu weten we het tenminste zeker. Het kost ons drie dagen flink doorrijden om hier te komen. Het is gelukkig droog en we proberen een tropenrooster in te voeren door ’s middags van een uur of één tot een uur of drie te slapen ergens met schaduw. Uiteindelijk kwamen we gisteren redelijk uitgeput aan in Chumphong, een redelijk oninteressant stadje waar we als het tegenzit nu nog een paar dagen moeten verblijven voordat we kunnen gaan genieten van de leuke vrienden op een prachtig tropisch eiland.

En het regent nog steeds….

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *