Nasi, saté en kroepoek – Indonesië

We zijn in Indonesië. Twee uurtjes vliegen en dan staan we met minimale bagage op het vliegveld in Jakarta. We zijn backpackers zonder backpack, maar met een duiktas, die overigens heel hip blijkt te zijn zagen we op de Perhentian Islands. De meeste spullen zijn met de motors mee op zee.

Vanuit Port Klang, Maleisië, is het motortransport in ieder geval gelukt. Onze shipper, Abul, blijkt echt een fijne gast. Hij heeft alles goed geregeld en houdt ons goed op de hoogte van de verschillende stappen. Ook heeft hij ons een SIM kaart gegeven en helpt hij ons het geld terug te krijgen van de bank. De laatste dag halen we onze papieren bij hem op en kijken we samen in een restaurant naar het huwelijk van het jaar. Als de TV aangaat zien we net prins Pils aan komen lopen, haha hij heeft het maar druk, morgen weer zaklopen en peperkoek happen. De Maleisische royal family zien we niet, maar ze zijn volgens Abul wel uitgenodigd.

Maleisië is een leuk en gemakkelijk land om te reizen, met aardige mensen en lekker eten, maar het is niet echt mooi. De steden en dorpen zien er allemaal een beetje gemaakt uit, alsof het nog niet zo oud is en er ff snel is neergezet. Ook de moskeeën zien er nieuw uit, heel lelijk van beton. Het is weinig karakteristiek, terwijl ik het wel een interessante samenleving vind. Een smeltkroes van cultuur en religie. Het landschap is vooral groen. Maar wat op het eerste gezicht een groene oase van bos en jungle lijkt blijkt, tijdens onze 8 uur durende busreis van de eilanden naar Kuala Lumpur door het binnenland, vooral palmbos voor de palmolie productie en rubberplantages. Echt triest, veel kaalkap en monocultuur. Terwijl er ook nog een stukje regenwoud van 130 miljoen jaar oud is. Dat was de rest tot voor kort dus ook, maar daar is niets meer van over en komt ook niet meer terug.
Kuala Lumpur is dan wel weer grappig. Deze stad lijkt wel in constant gevecht met de omringende natuur. Hier staan oeroude bomen tussen de spiegelende wolkenkrabbers en luxe shopping malls. Sommige parken bestaan uit overgebleven stukken regenwoud, waar ze ook doodleuk een grote televisietoren in gebouwd hebben.

En nu dus Indonesië, de misschien wel meest bekende, oud-kolonie van Nederland. We worden opgehaald van het vliegveld door Tessa die bij de uitgang staat met een briefje voor Mr. Merijn & Mrs. Els Motormuis. Het is erg fijn opgehaald te worden in deze stad van 9 miljoen, door iemand die de weg weet. Tessa woont al 5 jaar in Indonesië en werkt voor een mensenrechtenorganisatie die nu ook een regiokantoor in Bangkok heeft waar we haar al eerder bezochten. Maar Jakarta is haar thuis. We nemen een taxi en rijden naar haar huis, waar ze samenwoont met Marto, haar Indonesische vriend. En dan is er natuurlijk bier en tempé. Marto heeft heerlijke vegetarische Indonesische hapjes gehaald en nadat het bier thuis op is, gaan Merijn en ik naar de winkel verderop. Onze eerste kennismaking met Jakarta. Het is er vies, kapot, druk en chaotisch, leuk! Het valt niet mee om over te steken en het is geen fijne wandelstad. Buiten dat de afstanden groot zijn, zijn de stoepen hoog, kapot en staan er allerlei eetkarretjes op. Als je geen motor hebt verplaats je je dus per taxi, want een metro is er niet en het bus systeem is slecht. Iedereen kan een bus leasen en een traject uitzoeken waar hij denkt geld te kunnen verdienen. Daardoor zijn er op sommige wegen heel veel bussen en op anderen bijna geen.

Je vraagt je af hoe zo’n stad er over 10 jaar uitziet. Het verkeer staat nu al iedere dag vast en er trekken steeds meer gelukszoekers van het platteland naar de stad, die daar uiteindelijk in erbarmelijke omstandigheden moeten zien te overleven. Als we de volgende dag naar de haven gaan valt het me op hoeveel armoede hier heerst. Overal wonen mensen, achter muurtjes van kapotte koloniale huizen zien we hopen vuilnis en krakkemikkige hutjes. Ook onder bruggen langs zwart, smerig water wonen mensen en spelen kinderen in het vuil. Toch zijn er niet zoveel bedelaars, Indonesiërs zijn creatief. Veel jongeren proberen hun geld te verdienen met muziek of kunst en baantjes worden zelf gecreëerd. Zoals gebruik maken van de chaos in het verkeer. We zien veel “verkeersregelaars” op de drukke verkeeraders. Ze laten het verkeer stoppen om anderen ertussen te laten. De invoegers steken dan wat geld door het raampje in de handen van de jongens. Ook zijn er “professionele carpoolers”, die aan het begin van een weg staan waar je alleen met minimum drie mensen in de auto mag rijden. Zij liften dan mee voor wat Roepia’s en lopen vervolgens weer terug om in de volgende auto te stappen.
Volgens Tessa duurt het niet zo lang, want dan staat heel Jakarta onder water. Dat is al regelmatig het geval, het afwateringssysteem is vervallen door gebrek aan onderhoud en de stad verzakt zodat ook in grote delen het zeewater af en toe naar binnen stroomt.

Met zijn tweetjes nemen we een taxi naar Kota, de oude stad met zijn haven. Toen Jakarta nog Batavia heette en de Hollanders schoeners vol koffie, specerijen en hout van de andere eilanden naar Java verscheepten. De meeste koloniale huizen zijn vervallen en verkruimeld en de pakhuizen geuren niet langer naar koffie, behalve de enkelen die zijn gerestaureerd en nu als restaurant dienen.
Op het plein met het gerestaureerde oude stadhuis proberen we ons te oriënteren en onze route te bepalen. Dit lukt echter niet omdat er steeds weer kinderen op ons af komen die ons willen interviewen voor hun Engelse les en op de foto willen. Ook in de haven zelf zijn we een bezienswaardigheid. We lopen door smalle steegjes waar mensen dicht op elkaar wonen en leven. “Hello Mister!” klinkt het overal, zowel tegen Merijn als tegen mij. Met een kleine boot varen we langs de schoeners in de haven. Deze houten schepen worden nog steeds gebruikt, maar hebben tegenwoordig een andere lading. Ook in de smalle straatjes van de haven komen we weer een leuke uitvinding tegen. Een jongen heeft een fiets met een klein reuzenrad voor de kinderen. Echt superleuk om te zien. De kinderen zijn enthousiast en komen naar buiten als ze hem horen aankomen. Geweldig! We blijven even staan en terwijl ik een filmpje maak krijgt Merijn een baby in zijn armen gedrukt waar hij mee op de foto moet. Ook bij Tessa in de straat wordt van alles verkocht, van ’s ochtends 5 uur tot ’s avonds 11 uur komen er allerlei verkopers met karretjes langs die allemaal hun eigen jingle of geluidje hebben. Echt grappig.

Minder grappig is dat Merijn op de terugweg door zijn enkel gaat (en Tessa had ons nog zo gewaarschuwd voor de stoepen in Jakarta!). Hij heeft veel pijn en denkt dat hij iets hoorde knappen. Er gaan alweer allerlei doemscenario’s door ons hoofd, wat als hij met een gipsen been verder moet?
Voor de zekerheid gaan we naar het ziekenhuis om een foto te maken. We zijn snel aan de beurt en nadat we eerst betaald hebben voor een foto, gaan we weer langs de dokter die de verlossende woorden uitspreekt: niets gebroken en Merijn kan met een verbandje weer weg.

We hebben nog een laatste gezellige avond bij Tessa, ze heeft lekker Mexicaans gekookt met Tequila na. ‘Mmm, da’s lang geleden!’. Ook knipt ze mijn haar, echt fijn, ik ben er heel blij mee. Weg met die poedel in mijn nek. De volgende ochtend stappen we met een beetje brak hoofd in de taxi op weg naar het treinstation. Door de drukte op de weg missen we bijna onze trein naar Yogyakarta. De treinreis zelf is relaxt. Het is een luxe trein met airco en maaltijden. We kijken uit het raam naar het groene landschap, de rijstvelden en even later de bergen en vulkanen. Ja, dat is het Indonesië zoals we ons dat voorgesteld hadden. Bij ieder dorp zijn er kinderen die stenen naar de trein gooien. Als ik om me heen kijk is dat volgens mij een regelmatig tijdverdrijf. In ieder raam zit wel een ster.

Na een ruim 8 uur durende treinreis staan we in Yogyakarta, de culturele hoofdstad van Java en startpunt voor een bezoek aan de Borobudur. Hier komen we wel wat meer toeristen tegen, overwegend Nederlanders valt ons op, en zijn er ook meer mensen die je wat proberen te verkopen. Zo zijn er rijen Betjaks (fietsriksjas) en overal proberen mensen je een kunstgalerij binnen te krijgen, batik en wajangpoppen te verkopen. Maar we vinden het niet echt vervelend, als je nee zegt is het ook goed. We slapen in een mooi hotel met zwembad. Alleen erg jammer dat we ons zwempak in de bus in Maleisië hebben laten liggen….
Het Nederlandse koloniaal verleden ik wel raar. Ik vind het jammer dat ik er relatief weinig van weet en dat de musea in Jakarta dicht waren. Je merkt er niet echt heel veel van, behalve af en toe wat gevelhuisjes, een fort, een Nederlands woord zoals asbak, handdoek, knalpot en natuurlijk de nasi, saté en kroepoek, alhoewel wij dat natuurlijk van de Indonesiërs overgenomen hebben. Ook worden we vaak in het Nederlands aangesproken, door iemand die er gewoond heeft of het zelf geleerd heeft van de toeristen of een vriend die hier woont. Maar we voelen geen haat of wrok over al die jaren overheersing en ellende.

Met een minibusje en twee andere Nederlanders gaan we voor zonsondergang naar de Borobudur, de 1200 jaar oude Boeddhist tempel en één van de 8 wereldwonderen. Alhoewel ik dat steeds vager vind want er circuleren steeds meer lijsten van wereldwonderen, oude, nieuwe, man-made, natuurlijke etc. Feit blijft dat het weer een bewonderenswaardig bouwsel is. Een soort mega-mandala waar je letterlijk de 9 levels naar het Nirwana kunt bewandelen. Net als Angkor Wat is het complex verlaten en in vergetelheid geraakt om pas in de 18de eeuw weer ontdekt te worden onder een laag vulkanische as en begroeiing. Omringd door groene rijstvelden en palmbomen is het een sfeervol gebeuren, en de tempel heeft de vulkaanuitbarstingen, bomexplosies en miljoenen toeristen redelijk doorstaan. Ook hebben we een leuke gids, Makkie, die goedlachs alle weetjes over de tempel oplepelt. Het is jammer dat we het bovenste niveau, waar kleine stupa’s staan met Boeddhabeelden erin, niet kunnen betreden vanwege een recente uitbarsting van Merapi. Yogya’s eigen vulkaan en meest actieve in de wereld. Op de heenweg zagen we ook al de restanten van de laatste uitbarsting, een rivier en een dorp vol met lava stof en grote rotsblokken. Je voelt hier wel de aanwezigheid van de kracht van de natuur. Indrukwekkend. Helaas word de hemel steeds donkerder, niet zozeer omdat de zon ondergaat, maar omdat zwarte wolken zich samenpakken en al gauw een harde, tropische regen op ons neer doen denderen. In het busje zit Merijn te rillen, terwijl hij niet eens zo nat geworden was. Sinds ons vertrek bij Tessa voelt hij zich niet zo lekker en terug in het hotel ligt hij onder al onze kleren te klappertanden. Een klassiek geval van hoge koorts. Ik ga op zoek naar paracetamol en een thermometer (die ik in de motor heb laten zitten) en als ik terugkom ligt hij als een zielig hoopje diagonaal op bed. Hij moet ook nog overgeven en is aan de race, flink ziek dus. Later blijkt hij 40 graden koorts te hebben en ik maak me nu toch wel zorgen. Met de paracetamol en natte doeken probeer ik zijn temperatuur omlaag te krijgen wat gelukkig lukt. Hij blijft de hele nacht ziek, maar de hoge koorts komt niet meer terug. Pfff, toch wel even schrikken met alle verhalen over dengue die we gehoord hebben.

We blijven nog even in Yogya en doen rustig aan. We bezoeken het Sultans paleis, waar we weer ten prooi vallen aan de schoolklassen, zien een bijzondere dans en lopen over de markt waar ze fried batman (gefrituurde vleermuis) aanbieden. Het vrouwtje ernaast lacht een heksenlachje als ik vraag wat die bruin gebraden vogels met rijen witte tanden zijn.
Om het verder makkelijk voor onszelf te maken boeken we een trip naar Bali, met tussenstop en hotel bij Bromo, een andere bekende en actieve vulkaan op Java. Ook deze had recent een uitbarsting en de geruchten of je er nou wel of niet heen kan verschillen nogal.
Ik begin de motor nu toch wel erg te missen. Het is echt anders reizen zo, we zijn erg afhankelijk en komen zo alleen langs de bekende toeristenplekken. Op de motor heb ik veel meer het gevoel dat ik echt deelneem aan het leven hier, wanneer we ons in het verkeer storten, eten op straat, kletsen terwijl we thee stops maken en kunnen stoppen waar en wanneer we willen. Het zou nog wel een hele uitdaging zijn hier te rijden. Het is waanzinnig druk op de vrijwel alleen lokale, soms éénbaanswegen waar al het verkeer overheen raast. Sinds India hebben we het zo gek niet meer gezien. Ook Java is flink overbevolkt, met 120 miljoen mensen bijeengepakt in een gebied de helft zo groot als de UK. De dorpen rijgen zich allemaal aan elkaar vast tot een grote sliert huizen en honderden motortjes zigzaggen overal voorbij.

Alhoewel we nu passief deelnemen aan het verkeer, vind ik het reizen vermoeiender dan zelf rijden. In een zweterig, gaar busje doen we dertien uur over de 400 kilometer naar Bromo, met maar een lunchpauze. We zijn toch wel een beetje bezorgd over dit tripje, met de natuur valt immers niet te spotten. Marto vertelde in Jakarta al dat we er niet heen konden. Bromo had in november nog een flinke eruptie, dorpen werden geëvacueerd, de vulkaan braakte stenen uit en de omringende dorpen werden bedolven onder een dikke laag as. Sindsdien zijn er nog steeds dagen dat Broom een aantal keren per dag bromt. In Yogya maakten de touroperators zich al heel wat minder zorgen. “Gevaarlijk? Nee hoor, we gaan iedere dag!”. Maar de vulkanoloog in ons busje vindt het onvoorspelbaar. Broom verkeert nog steeds in fase 3 van de 4. Hij adviseert ons niet te dichtbij te gaan. Hmm lastig, het is natuurlijk wel heel speciaal en spannend. We besluiten in ieder geval naar het uitzichtpunt te gaan en zien dan wel of we de krater zelf beklimmen. In het donker rijden we de bergen in en als we het busje uitstappen bij een gezellig skihut stijl hotel regent het vulkaanas. Een heel nieuwe ervaring en we weten niet goed wat dat betekent. Is dit normaal of zegt dit iets over de heftigheid die ons te wachten staat? Het hotelpersoneel lijkt het heel normaal te vinden. Om 3 uur ’s nachts gaat alweer de wekker om het landschap bij zonsopgang te kunnen aanschouwen. We hebben geen idee waar we zijn als de jeep stopt en we moeten lopen. Is dit de krater zelf of een aangrenzende berg? Mensen met paardjes lopen om ons heen en proberen wanhopig een ritje te verkopen. Ik vind het soms echt zielig die verkopers hier. Fluisterend, bijna verontschuldigend horen we hier en daar “wanna ride horse?”, de prijs is al snel gezakt naar 40 cent. Met Merijn zijn nog niet genezen voet is het een beetje spannend, deze off-road klim in het donker. Maar gelukkig hebben we onze bergschoenen aangetrokken en krijgen we hulp van een jonge Rus die ons bij schijnt. Heel bijzonder, in ons busje zaten 2 Russische vrienden van 26 en de eenenzestig jarige moeder van één van hen. Dat kun je je van onze jongeren toch niet voorstellen, op reis met de moeder van je vriend of vriendin. Het zijn enthousiaste jongens die bijzonder goed Engels spreken.
Het landschap dat langzaam zichtbaar wordt in de ochtend is adembenemend. Naast de berg met dorpjes ligt er een stoffig plateau van bar niemandsland. Het lijkt een beetje op de woestijn, behalve dat er een heftig rokende vulkaan in staat: Broom. Het is niet zomaar een wit pluimpje, je ziet de as soms uit de enorme wolk vallen. Dit is wel iets om ontzag voor te hebben. Beneden in de vlakte, aan de voet van de vulkaan staat een Hindoetempel. Nadat we genoten hebben van de zonsopgang in dit bizarre landschap, rijden we hier met de jeep naartoe. We hoeven niet meer te twijfelen, want de trap naar de krater is gedeeltelijk verwoest door de laatste eruptie. Dus blijven we beneden zitten mijmeren op een ‘duin’ tegenover de tempel tot we weer terug gaan naar het hotel, waar we ontbijten en nog een paar uurtjes kunnen bijslapen.

De vervolgreis verloopt uiterst vaag. Gisteren werd ons verteld dat we ’s ochtends of ’s middags met de bus verder zouden kunnen naar Bali. Deze busreis en de ferry zit in de package-deal die ons netjes in Bali zou moeten afleveren. Ik heb in de Lonely Planet gelezen dat de aansluitende reis nogal eens misgaat en ik krijg een beetje scam-vrees. Nadat we de hele dag gewacht hebben worden we ’s avonds om half 8 in een busje geladen en het lijkt wel of de chauffeur op zoek is naar een bus die hij kan aanhouden en ons wil afleveren. Het bonnetje dat we hebben is een vodje papier zonder naam, bus of ferry erop. Het kan eigenlijk alles betekenen. Hij zet ons af op de hoofdstraat waar een man met een brommer op ons wacht die we bij het kantoortje hadden ontmoet, Abdul. Het is een aardige vent, maar ik ben er niet gerust op. Hij is constant aan de telefoon en verteld ons dat onze bus vast zit in het verkeer. Er is wel een andere: de alles-prima-bus. Die is luxe, met een plee aan boord (wat overigens een hurkplee blijkt te zijn, haha) en hij stopt bij een buffetrestaurant waar we dan kunnen eten als we 20.000 per persoon extra betalen. Ik denk, daar heb je het al, de “alles-prima-bus”, pfff. Alles is helemaal niet prima! Ik word een beetje boos omdat we al de hele dag gewacht hebben en nu voor het blok gezet worden. Een paar uur vertraging vanwege de drukte op de weg okee, maar half 10 ’s ochtends of ’s avonds dat scheelt nogal! Bovendien heb ik er weinig vertrouwen in dat het daarmee geregeld is. Maar ja, wat kun je doen? Ik besluit toch maar weer te vertrouwen in de wonderen van de derde wereld en me erbij neer te leggen. Het is toch veel te warm om boos te zijn, dus we zeggen toe. Tenslotte hebben we eigenlijk een harstikke leuk gesprek met Abdul en hij wordt helemaal enthousiast als hij onze reisverhalen hoort zodat we trots onze laptop erbij pakken om wat foto’s te laten zien. En zo komen we uiteindelijk midden in de nacht aan op het strand in Lovina, Bali. Zelfs om 4 uur zijn er mensen waker die ons vragen of we een dolfijntrip willen maken. We gaan lekker op het strand zitten kijken naar de zonsopgang en wachten tot de hotels open gaan om in te checken. Inmiddels zit ikzelf ook met een verband om mijn enkel na een strandwandeling. Wat een kneuzen zijn we geworden door al dat geluier. Gelukkig zitten we in een fijne bungalow in een prachtige tropische tuin met een heerlijk zwembad. Met wat boeken en de laatste voorbereidingen voor Zuid-Afrika komen we de tijd wel door.

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *