Met je jas achterstevoren – Maleisië
Oeps, het is alweer een tijd geleden dat we onze overpeinzingen typten. In de tussentijd is er zo veel gebeurd dat ik een beetje moedeloos wordt van alles wat ik in dit stukje moet gaan vermelden. Niet dat ik veel te doen heb of zo, het is 36 graden en ik zit voor een houten bungalow op een tropisch strand op een eiland ergens in noordoost Maleisië. We komen net terug van een dagje snorkelen. Heb mezelf net naar een winkeltje gesleept en een pot Aloë Vera gekocht om op onze verbrande huid te smeren. Druk, druk, druk. Els ligt op bed een boekje te lezen. Het verbaast me hoever ik tegenwoordig in staat ben om niets te doen, hoe het leven bijna geheel tot stilstand komt hier. Best wel genieten.
Een paar weken geleden… Op Koh Phangnan bekokstoven we onze nieuwe plannen. Samen met Reinier en Anne, twee vrienden van ons uit Amsterdam terug naar Amsterdam rijden. Vanaf Kaapstad via de oostkust van Afrika omhoog tot aan Alexandrië. Er moet veel worden uitgezocht. Wat is de beste route, hoe zit het met visa, Wat gaat het kosten, hebben we genoeg geld en tijd, hoe verschepen we de motoren naar Afrika. Langzaam maar zeker begint het plan werkelijkheid te worden en uiteindelijk hakken we de knoop door, we doen het! Als we even later een biertje drinken op onze beslissing kijken we elkaar aan en vragen we ons af wat we onszelf nu weer op de hals gehaald hebben. Is het wellicht de verslaving aan aandacht, kijk ons nu eens wat leuks doen… Maar wat het ook is, we voelen de spanning, lachen erom en gaan het gewoon doen. Nu, een paar weken later zijn de motoren op de boot, de tickets geboekt en is er dus geen weg terug meer(of hopelijk dus juist wel). Eind mei komen de motoren aan in Kaapstad en tot die tijd moeten wij zo goedkoop mogelijk de tijd zien te doden. Eerst nu op de Perhentian Islands en vervolgens op Java en Bali.
Uiteindelijk verlaten we Koh Phangnan. Ik heb een flinke kater, kan maar nauwelijks mijn ogen open houden in de felle zon. Maar het is heerlijk weer op de motor te zitten. We rijden langs de westkust van zuid-Thailand. De weg kringelt zich door de tropen, links en rechts af en toe een berg. Het zijn vreemde bergen, we zagen ze ook al in Cambodja. Een beetje alsof iemand ze daar heeft neergezet. Overal is het plat en dan ineens een berg met steile klippen en dan is het weer plat. We halen het niet in een dag de grens te bereiken en s’ avonds komen we aan in Huay Yot waar we een hotel vinden aan de avond markt. Hier kopen de Thai ’s avonds hun eten. Het is echt leuk om te zien hoe ze massaal met hun brommertjes langs de kraampjes gaan, hun mandjes vullend met heerlijke dingen. Het water loopt ons in de mond maar we hebben moeite keuze te maken uit al dat lekkers. Uiteindelijk ga ik voor een noedelsoep waar je zelf de groente en kruiden mag ingooien. Later kopen we ook nog wat voorop de hotelkamer: curry en een vis en wat stokjes en als toetje zoete rijst met kokosmelk en mango. Thai eten is lekker!
Als we de volgende dag de grens naderen is het net of we een nieuwe zone zijn binnengereden. De jungle is hier nog vetter en groener dan eerst, we kijken onze ogen uit. Onafhankelijk van elkaar denken we er beiden aan dat dit is wat we gaan missen door Indonesië over te slaan. Ook deze grens gaat probleemloos, wat is het toch fijn een Nederlands paspoort te bezitten. We zijn in Maleisië!
Maleisië is anders. Meer moslims. Maar ook veel Chinezen en veel Indiërs. De wegen zijn nog beter dan in Thailand en de benzine is goedkoop. In plaats van het subsidiëren van windmolens gaat het regeringsgeld hier naar de pomp. Mij hoor je even niet klagen. 40 cent per liter. Als we s’ middags wat gaan eten langs de weg zien we onze eerste Nasi stand. Je krijgt een bord rijst en mag kiezen uit zo’n 10 verschillende bijgerechten. Veel vis en kip of koe maar ook veel groenten en pindasaus! De smaak is echt anders dan in Thailand, veel minder kruiden. Ik weet niet hoe het kan dat ik het eerst niet door had en Els me er op moest wijzen maar in Maleisië dragen ze op de brommer hun jas achterstevoren. Bizar, het ziet er nogal onhandig uit vooral als er ook een capuchon aan zit. Het valt niet mee om in Maleisië een goedkoop hotel te vinden. Veel goedkope hotels gaan per uur en zijn echt crappy shit holes. Die avond vinden we niets onder de 20 euro en daar worden wij krenterige Nederlanders een beetje zuur van.
Doordat we al onze tijd hebben gestopt in het uitzoeken van onze Afrika trip weten we vrijwel niets over Maleisië. Wat gaan we hier eigenlijk doen? Behalve dan onze motoren verschepen. Ik heb wat last van vermoeidheid en wil op zoek naar een lekker strand om in de schaduw een boekje te lezen. We hebben geen lonely planet dus telkens als we internet hebben zoeken we naar leuke dingen om te doen. Het valt me op hoe onmisbaar de planet geworden is in ons dagelijks leven. Op internet verdwaal je constant in een berg reclame websites. Er zijn een aantal sites waar je naar accommodatie kan zoeken maar maak niet de fout de beoordelingen te lezen want als je dan denkt eindelijk wat gevonden te hebben lees je dat het vol bed bugs zit of dat er gestolen wordt. Allemaal informatie die je niet wilt weten in ieder geval. Uiteindelijk rijden we op de bonnefooi naar het eiland Penang dat is verbonden met een enorm lange brug aan het vasteland. Een mooi stukje prestige. Het is al het eind van de dag. In mijn hoofd zie ik me al in een hangmat over de zee uitstaren maar dat gaat hier niet zo. We zoeken uren en uren en uiteindelijk geven we het op in een plek vergelijkbaar met Torremolinos. Hordes verbrande toeristen in mega hoge flats en een ontoegankelijk strand.
De volgende dag gaat het ons beter af, we checken in in een spotgoedkoop hotel in Georgetown waar we die avond op sleeptouw genomen worden door Charlie. Charlie is de nachtwacht en een zeer vrolijk en open chinees. Hij babbelt door en door, laat ons een duur hotel zien, neemt ons mee naar little India om te eten en het kantoor van een van zijn drie dochters (charlies angels…) Wij vragen ons af wat hij nog allemaal in petto heeft voor ons maar lopen vrolijk met hem mee. Uiteindelijk belanden we in een food-court waar een vriend van Charlie zijn dochter komt bewonderen. Het food-court is iets typisch Maleis geloof ik. In het midden tafeltjes en rondom een enorme berg eetstalletjes. Deze is druk bezocht en in het midden staat een podium waar artiesten onder begeleiding van een synthesizer staan te zingen. Veel country maar ook veel chinees, een leuke combinatie. Binnenin lach ik me rot, maar dit is een serieuze aangelegenheid. De vriend van Charlie koopt ons wat te drinken, glundert van onze aanwezigheid maar ook van trots op zijn dochter die om 11 uur de hoofdrol komt spelen. De artiesten krijgen tijdens het zingen sjerpen omgedaan waarop staat hoeveel ze hebben gekregen van het publiek.
We besluiten een dag te blijven in Georgetown om onze shippingte regelen en een beetje rond te kijken in deze oud koloniale stad. Heritagenoemen ze het hier; dat wat de kolonisten hebben achtergelaten. Het meeste ervan is in slechte staat. De renovatie staat op stapel maar ik vraag me af of dit ooit nog een ‘leuk’ openluchtstadje kan worden aangezien er overal ook mega shopping malls doorheen gebouwd zijn. Vandaag houden we Charlie een beetje op afstand. Hij wil wel weer met ons mee maar de manier waarop hij gisteren Els omhelsde deed ons helaas twijfelen over zijn uiteindelijke bedoelingen.
’s Morgens rijden we naar de Cameron Highlands in het binnenland van Maleisië. We slingeren flink omhoog wat het klimaat veel goed doet. Hier kwamen de kolonialen uitpuffen als het beneden te heet werd. Wij doen het ook en al snel merken we dat we niet de enige zijn. Het is weekend en massa’s Maleisiërs gaan erop uit. Hier merk je aan dat het land een flinke middenklasse bezit. We zien zelfs mensen mountainbiken en joggen. Dat zal je in Pakistan niet snel tegenkomen. Anyway, met de massa’s toeristen komen ook de massa’s handelaren waardoor de weg door dit natuurgebied is veranderd in een pretpark met hotels die eruit moeten zien als Duitse houtskeletbouw maar toch nog een stuk of tien verdiepingen te hoog zijn. We zijn teleurgesteld maar dat gaat al snel over als we erachter komen dat je na 10 meter lopen geen mens meer ziet. De volgende dag rijden we rond tussen de theeplantages en lopen een stuk door een hooggelegen mosbos, echt fantastisch mooi.
De weg naar Kuala Lumpur is echt adembenemend, de jungle is hier zo dik en hoog dat we beiden vaak stoppen om elkaar te vertellen hoe mooi het hier is. Uiteindelijk belanden we op de snelweg en racen de hoofdstad tegemoet. Kuala Lumpur is een grote stad maar niets vergeleken met de steden die we al eerder zagen. Het staat vol met flinke hoogbouw en enorme winkelcentra maar het voelt een beetje alsof de bloeiperiode al weer een tijdje terug is. s’ Avonds gaan we op zoek naar de Petronas Towers. De twintowers van Kuala Lumpur. Het is al donker en de torens zijn goed belicht. Als we er onder staan en de wolken boven de torens mee belicht worden voelt het als een scene uit een film Noire. Wow, wat een schouwspel, ik heb niet vaker zo’n groot en indrukwekkend kunstwerk gezien. Ik ben echt een beetje gaan houden van de steden in Azië. Groot en modern maar met een enorme mix aan culturen en een rijk straatleven.
De laatste kilometers in Azië rijden we richting de haven. Ik geniet er enorm van. De motor rijd als een zonnetje en dat heeft ie eigenlijk de hele tijd gedaan. Het verschepen is een serieuze zaak. Er zijn honderd dingen waar wij niets van weten en duizend manieren om ons te flessen zonder dat we het door zouden hebben. Vanochtend nog kwamen we erachter dat we waarschijnlijk nog zo’n duizend dollar kwijt zullen zijn om de motoren in de haven van Kaapstad vrij te krijgen. Dat stond niet in de offerte. Abul lijkt een goede vent, hij is een uur te laat maar trakteert ons direct op koffie en neemt de meeste van onze angsten weg. In een loods laten we de motoren achter waarna we met hem meerijden naar zijn kantoor. Onderweg proberen we bij vier banken geld te pinnen maar zonder succes. Als we later via internet geld proberen over te boeken blijkt dat bij ons beiden 350 euro is afgeschreven voor een niet gelukte pinpoging. Het is al na vijven maar er zijn nog mensen als we de bank binnenrennen. We krijgen niet direct ons geld helaas, maar mogen een klacht indienen. Er wordt ons verzekerd dat het allemaal wel goed komt, maar we moeten het nog zien gebeuren. Dieven zijn het die banken!
Afijn, de komende tijd zijn we dus backpackers. De zon is nu bijna onder, het wordt weer tijd om wat te gaan eten. Weer een dag voorbij op dit paradijselijke eiland. Als ze nu de generator die de hele dag naast ons hutje staat te brullen nog uitzetten ben ik een tevreden man…