Medereizigers op weg naar Pakistan
Onderweg naar het hotel in Isfahan worden we opeens geroepen “Els! Merijn!”, het zijn de Nederlanders die we in Cappadocië tegenkwamen. Een gelukkig weerzien. Ze blijken in hetzelfde hotel te zitten, samen met twee Zwitsers die op de fiets zijn. Ook zijn ze twee andere Nederlanders uit Utrecht tegengekomen die onderweg zijn naar India in een oude legerambulance.
De volgende dag gaan we met zijn drieën de stad verkennen. Eerst komen we bij de Hakim-moskee, we worden door Thierry gewezen op een ketting die in de deuropening hangt. Veel moskeeën hebben dit en het is zo opgehangen dat je moet buigen voor Allah wanneer je de moskee betreed. Je moet er maar opkomen. We lopen door de bazaar en komen bij de Jameh-moskee. Een enorme moskee, met twintigduizend vierkante meter de grootste van Iran, waar achthonderd jaar aan islamitische architectuur vertegenwoordigd is. Behoorlijk indrukwekkend. Ik heb ondertussen flink last van mijn meniscusknie, alleen dit keer de buitenkant. Geen idee hoe dit opeens komt, maar er gaan al allerlei doemscenario’s door mijn hoofd. Als dit aanhoud kan ik de reis niet afmaken denk ik. Maar dit is wellicht een te snelle conclusie, misschien komt het wel door de weersomslag. Het is hier een stuk kouder dan we gewend zijn en er hangt regen in de lucht. Mooi moment dus om eens even lekker te gaan zitten op het binnenplein van de moskee om alles in me op te nemen, terwijl ik word aangegrijnsd door enorme mozaïek portretten van Khomeini en Khameini.
Na een flinke wandeling langs meer bazaar, een enorme minaret en een mausoleum komen we op het bekende Imam-square. Dit plein, twee keer zo groot als het Rode plein in Moskou, is denk ik dé toeristenattractie van Iran. Niet alleen door zijn grootte, met park en fonteinen, maar vooral door de gebouwen die het plein domineren. Een voormalig paleis vanwaar Sjah Abbas en zijn vrienden polo wedstrijden op het plein konden kijken, de enorme, blauwe Imam-moskee en de roze, Sjeik Lofallah moskee. Het is inderdaad prachtig en overweldigend. Het begint al te schemeren en door de verlichting is het plaatje nog mooier. Op het plein komen we de mensen uit Utrecht tegen. Zij mogen de bus straks het plein oprijden en hier overnachten! Ze hebben een Iraans-Amerikaanse toerist bij zich die vanaf Teheran met hen mee is gereisd. Na wat geklets besluiten we samen te gaan eten en wat een toeval, daar zijn de andere Nederlanders en de Zwitsers zodat we met z’n tienen uiteindelijk aan tafel zitten. Gezellig!
De volgende ochtend hebben we wat motordingen te doen die in een parking staan en ja hoor, er staan er twee bij. De Ieren zijn gearriveerd. Neil heeft een Triumph Tiger omgebouwd tot een diesel met behulp van een Smart automotor. Een project van drie jaar, maar hij kan nu wel heel Iran door voor twee euro!! De rest van de dag bezoeken we het paleis en de moskeeën op het plein en ’s avonds zitten we gezellig met de Ieren in het hotel. Zij gaan de woestijn in bij Yazd, de Nederlanders gaan naar India en wij besluiten door de Zagros Mountains naar Shiraz te rijden.
We vertrekken vroeg en het blijkt een goede keuze. Het weer is prima, niet te koud en de bergen zijn fantastisch. We komen een aantal keer nomaden tegen. Van oudsher zijn de Iraniërs nomaden en er zijn nog steeds een boel volken die zo leven. De vrouwen dragen glinsterende, kleurrijke jurken en hoofddoeken. De mannen hebben een wijde pofbroek aan en een vilten mutsje. We komen een grote familie tegen die hun hele hebben en houden met zich meedragen, vergezeld door hun dieren. Schapen, geiten en zelfs kippen die zich staande proberen te houden op de ezels. Het lijken de Bremer stadmuzikanten wel. De weg slingert zich door kale, bruine bergen en adembenemende vergezichten met zelfs enkele besneeuwde toppen. Wanneer we stoppen op een kruising komt er een oud mannetje met een wandelstok aangelopen. Het is niet echt duidelijk wat hij wil, maar dat verandert als hij bij Merijn achterop begint te klimmen. Een lifter. We nemen hem mee naar het volgende dorp, maar het blijft onduidelijk of hij hier moet zijn. Ook de mensen van het dorp begrijpen hem niet. Waarschijnlijk is deze meneer behoorlijk dement en we zetten hem weer af op de kruising waar we hem gevonden hebben.
We kamperen aan de rand van een dorpje, waar we toestemming van de landeigenaar hebben gevraagd. Hij heeft liever dat we bij hem komen eten en slapen en met handen en voeten proberen we uit te leggen dat we graag kamperen. Hij houdt ons gezelschap en klimt dan de berg op naar zijn huis. Als we gegeten hebben komt hij weer terug om ons brood te brengen en nogmaals te overtuigen dat we bij hem kunnen slapen. We genieten van de sterrenhemel en een heerlijk kopje chai-thee van Thierry. De oude man drinkt een kopje mee, maar volgens mij vind hij het niet echt lekker want we hebben geen suiker…
De volgende ochtend is hij er alweer. Er komt een ander, nog ouder mannetje bij die voorovergebogen op een stok wankelt. Communicatie is helaas niet echt mogelijk, meer dan een kopje koffie aanbieden zit er niet in. Het oude mannetje warmt zijn handen aan het kooktoestel en valt bijna om van de sigaret die hij van Merijn gekregen heeft. Beiden zien er erg arm uit en we geven hen wat geld dat dankbaar in ontvangst genomen wordt. Heel raar voor Iraanse begrippen.
Als wij ons kampementje opbreken klimmen zij bijzonder kwiek de berg weer op.
De omgeving en de weg zijn deze dag nog mooier en we vergapen ons aan het landschap.
Tegen de avond rijden we Shiraz binnen. Ook hier is het verkeer weer verschrikkelijk en alles staat helemaal vast. Het is het vaste ritueel: “Hello! Where you from? I love your country!” Uit één auto roept een van de jongens voorin, zelfs: “I love you!”,waarop ik zeg: “I’m a girl!“ en wijs op mijn rokje. Dan klinkt er een vrouwenkoor vanaf de achterbank: “Good girl! Good girl!”
Het zoeken van het hotel heeft weer wat voeten in aarde, maar er komt weer hulp. Een man op een motortje gaat voor ons op zoek, terwijl wij wachten. En ja hoor, even later kunnen we hem volgen naar het Zand hotel, waar we onze motors op de binnenplaats kunnen parkeren. Mohammad is leraar Engels en wil ons morgen wel om 12 uur ophalen en een rondleiding door de stad te geven, die bekend staat om haar nachtegalen, poëzie en – in lang vervlogen tijd – wijn.
Een aardig aanbod, dus de volgende dag brengt hij ons naar Aramgah-e Shah-e Cheragh, een mausoleum dat we graag wilden bezoeken, omdat een Amerikaan die we eerder tegenkwamen had verteld dat het ‘mindblowing’ was. Ik krijg een dekbedovertrek bij de ingang waar ik me in moet verhullen en we kunnen naar binnen. Na een inleidend verhaal door de ’translator’ die het verschil tussen sjiieten en soennieten verklaard als een door de Amerikanen en joden veroorzaakte splitsing mogen we naar de shrine zelf. Heel indrukwekkend, de hele ruimte is bedekt met minuscule spiegel mozaïek, een werkelijk ‘schitterend’ effect. We lopen de hele dag met Mohammad door de stad terwijl hij mij zijn levensverhaal verteld. Hij is gescheiden van zijn vrouw omdat ze niet bij elkaar pasten en heeft een dochter van zestien. Hij woont met een paar andere leraren in een school, waar ze geen huur betalen. Dat hebben ze afgedwongen omdat het salaris zo laag is en de levenskosten zo hoog. Het was eerst voor één jaar, maar hij zit er inmiddels al zes jaar. Bekend verhaal en weer een bijzondere ontmoeting. Tegen de avond komen we bij de Hafez tombe. Hafez is een van de meest geliefde dichters van Iran. Zijn gedichten gaan vooral over de liefde en wijn. Ontroerend om te zien hoe emotioneel en gevoelig de Iraniërs zijn. Er zijn veel paartjes in het park en mensen staan en zitten om zijn graftombe, terwijl ze elkaar voorlezen uit zijn werk. Het werk van Hafez wordt ook gebruikt om voorspellingen te doen. Mensen met levensvragen, vooral over liefde natuurlijk, openen het boek op een willekeurige bladzijde en proberen in zijn woorden een antwoord te vinden op hun vraag. Mohammad blijkt ook bijzonder geïnteresseerd in wijn, hij vraagt om tips hoe je het best zelf wijn kan maken….
Hij brengt ons terug naar het hotel en we bedanken hem voor de leuke dag. We willen hem wat geld geven voor de gedane moeite, maar dit wordt wederom resoluut geweigerd.
De volgende dag gaan we zonder bagage naar Persepolis, dat maar vijftig km bij Shiraz vandaan ligt. We mogen de motoren parkeren bij de politie, lekker veilig. De ruïnes zelf vallen een beetje tegen, het is niet zo groot en het meeste is vernield door Alexander de Grote. Waarschijnlijk als vergeldingsactie voor de eerdere brandstichting in de Acropolis tijdens de verovering van Athene door de Perzen. In het museum zien we een dvd met een virtuele voorstelling van hoe groots en indrukwekkend het ooit geweest moet zijn. Dit helpt onze verbeelding flink op weg en we lopen met nieuwe ogen door het resterende gedeelte van het complex. Het Perzische rijk, ooit misschien wel het grootste ter wereld, strekkend van India tot Griekenland en Ethiopië, stond lokale culturen en religies toe. Het werd zelfs aangemoedigd. Daar kunnen de huidige wereldheersers nog een puntje aan zuigen. Persepolis had vooral een ceremoniële functie, waar onderdanen uit het hele rijk hun geschenken aan de koning naartoe brachten.
Vanuit Shiraz rijden we door weer een prachtig berg- en woestijnlandschap naar Yazd. Met een tussenstop in Abarkuh, waar we een vierduizend jaar oude cipres bekijken. In Yazd kamperen we op het dak van het Silk Road Hotel, waar we weer veel van de eerder ontmoette toeristen tegenkomen. We besluiten verder te reizen met de Ieren en de Nederlanders met de legerambulance. Informatie over Pakistan komt langzaam binnendruppelen en gelukkig zijn de berichten in het algemeen positief.
In Yazd, een echte woestijnstad met lemen huizen, windtorens en ingenieuze waterkanalen, blijven we twee dagen. Lekker relaxen, bijkletsen, aan de motors kloemelen en een beetje door de stad ronddolen. Morgen vertrekken we met zijn zevenen naar Kerman waar we misschien nog de woestijn in gaan voor een dag. En dan wordt het doorknallen naar Pakistan, waar koud bier op ons wacht!