Maharadja’s en backpackers – India
Zo, het is weer mijn beurt om een stukje te schrijven. De zon schijnt en we zijn in Jhansi. Gisteren verlieten we Rajasthan en we zijn weer op weg naar het oosten. Het voelde een beetje vreemd, niet meer op weg te zijn richting Australië maar een paar duizend kilometer de verkeerde kant op te reizen. Alsof we nog niet genoeg kilometers voor ons hebben. Even speelde ik met de gedachte wellicht Cambodia en Laos maar over te slaan. Maar we hebben alles nog eens uitgerekend en het lijkt er op dat we ons eindpunt kunnen halen en weer thuis te zijn voor mijn vaders zeventigste verjaardag in September.
Jhansi is een stad zonder veel toeristische toefjes. Er zijn een bus- en treinstation, een paar hotels en een internetcafé. Verder raast het leven hier door voor een half miljoen Indiërs en een berg koeien. Gisteren hadden we tijd de verschillende hotels uit te checken en belandden uiteindelijk in een stinkhok met een wc die niet doortrekt een bed van één meter tachtig en een kapstok. De beste optie waarschijnlijk. ’s Nachts stinkt het er naar gebakken vis en is het café beneden luidruchtig tot de zon opkomt. Vanmiddag krijgen we bezoek uit Nederland. Jenneke, een vriendin uit Amsterdam, is nu op weg van het zuiden van India naar hier.
De laatste dagen bevonden we ons in een toeristenstroom. We haakten aan bij de vele anderen die de route door Rajasthan uit de Lonely Planet volgen. De steden die we bezoeken zijn goed uitgerust. Veel goedkope hotels, ruime keuze aan attracties, en eten en drinken aangepast naar de smaak die westerlingen gewend zijn. Het voelt soms een beetje als een India themapark en het geeft me soms een beetje een lam gevoel. Gelukkig is het voor ons geen probleem aan het theater te ontsnappen. Je stapt op je motor en na een minuut of tien ben je in een andere wereld waar toeristen de uitzondering zijn.
Het is wederom koud en mistig als we uit Bikaner vertrekken maar al snel komt de zon door en de hele dag rijden we door de Thar Desert over een stille mooie asfaltweg. Als we aan het eind van de dag Jaisalmer inrijden worden we al snel omgeven door jongens met hotelaanbiedingen. De een nog goedkoper dan de andere. We laten ze een minuut of vijf onderling ruzie maken en volgen vervolgens een opgefokte gast naar het verkeerde hotel.
Jaisalmer is de meest westelijke plek die we zullen bezoeken. We zijn nu weer vlak bij de Pakistaanse grens. Het is een oude woestijnstad met een enorm fort op een zandberg. Eeuwen lang heersten de Maharadjas in Rajasthan, , allen leden van de 100% puur bloed Rajput kaste, over hun land en bouwden stevige forten en luxueuze paleizen. Na het vertrek van de Engelsen in de jaren 50 en de hervorming van de staat werden de oude heersers tot burgers gedegradeerd en hun bouwsels cultureel erfgoed. De laatste jaren gaat Jaisalmer ten onder aan het toerisme. De afvoerkanalen van het fort zijn niet berekend op de hoeveelheden water die de toeristen die er slapen en eten gebruiken. Veel ervan verdwijnt dagelijks in de funderingen. Mocht hier niet ingegrepen worden dan zal het fort met al haar mooie bouwsels over niet al te lang instorten. Na ons de zondvloed. Rondom het fort en los van de toeristen is het een leuk stadje. Het stikt er van de koeien, overal staan ze. Het lijkt erop dat niemand ze eten geeft waardoor ze massaal in het vuilnis staan te wroeten en op kartonnen dozen staan te kauwen.
Jodhpur bevalt ons beter, we bezoeken een enorm fort en doen een audiotour. Als kraker heb ik me jaren lang bezig gehouden constructies te bedenken om de smeris buiten de deur te houden en het fascineert me hoe de verdedigingswerken van dit fort al die jaren nooit militair zijn overwonnen, maar uiteindelijk waardeloos werden door de veranderende maatschappelijke verhoudingen.
Als we van Jodhpur naar Udaipur rijden slaan we aan het eind van de dag een verkeerde weg in en belanden op steeds kleiner wegen. Het is hier mooi we zijn in een vallei vol kleur. Op de velden staat het koolzaad knalgeel in bloei. De mannen dragen hier allen flinke tulbanden. Oranje, rood, fluor roze, afhankelijk van de kaste waartoe ze behoren. Ze dragen gouden oorbellen en de ouderen dragen nog de luierbroeken geknoopt van een flinke lap stof. De vrouwen dragen fel gekleurde sari’s en bergen armbanden. Ook hier is toerisme, maar van een ander soort als in de steden. Alle hotels zijn stervensduur. We denken er over te kamperen maar ook hier zijn overal mensen, het is ’s nachts koud, ik ben gewend geraakt aan de luxe en het gebied staat bekend om zijn wolven en beren. Uiteindelijk checken we met tegenzin in en zijn de enige gasten in een kaal hotel. ’s Morgens ontbijten we met masala thee en paratha’s in het zonnetje. Om ons heen een groen dal met een lege rivier. Niet ver hiervandaan liggen een paar Jain tempels die we bezoeken. Zo’n zeshonderd jaar oud en gebouwd van wit marmer en in prima staat. Het zijn waanzinnige bouwsels vol met torentjes en beeldhouwwerken. Het is niet echt ver nu nog naar Udaipur, zo’n tachtig kilometer en de rest van de dag tuffen we die kant op. De irrigatie van de velden gebeurt hier nog zoals het waarschijnlijk al honderden jaren plaatsvind. Twee koeien lopen rondjes aan een flink wiel dat aan een rad stenen kruiken met water omhoog transporteert. Als we verderop net voor Udaipur weer eens op een snelweg rijden zie ik Els voor me ineens heftig gebaren. Een Olifant!
In Udaipur ook weer een aantal paleizen en een fort. Een van de paleizen ligt in een flink meer. Vanaf het dakterras van ons hotel kijken we over het meer en genieten van de zonsondergang. Heerlijk! We ontmoeten een paar Duitse fietsers die net uit Nepal komen en wisselen verhalen en tips uit. Udaipur is er trots op gefungeerd te hebben als achtergrond van de James Bond film Octopussy. Zo belanden we op het dak van een hotel met een waanzinnig uitzicht en kijken met een paar verveelde toeristen naar een oude Bondfilm die hier al jarenlang iedere avond draait.
Zoals in Jaisalmer en Jodhpur blijven we hier ook wat dagen hangen. We genieten van een Ayurvedische massage en doen samen met een Israëli en Moldaviër een kookcursus bij Shashi. Het is een uitgebreide cursus. We leren van alles over de Indiase keuken. Hoe maak je chai, masala, curry, dahl, chapati, paratha, pakora, chutney, paneer, pilau en naan. Shashi heeft de boel stevig in de hand en houd er flink de vaart in. Ze verteld ons haar verhaal. Ze is afkomstig uit een dorp en had het geluk uitgehuwelijkt te worden aan een goeie vent. Hij hielp haar met koken en maakte haar ochtend chai. Niet lang daarna word hij gewurgd door zijn beste vriend vanwege een ruzie over 40.000 roepies. Zij is dan 32 jaar en blijft achter met 2 kleine zoontjes. Haar Brahmaan kaste verplicht haar vervolgens om veertig dagen in een hoek van de kamer te zitten en te huilen, een jaar mag ze het huis niet uit. Zonder inkomen en steun van haar schoonfamilie is ze genoodzaakt in haar huis illegaal kleren voor toeristen te wassen. Brahmanen zijn de hoogste kaste: het zijn de leraren en priesters. Het wassen van kleren is ondergeschikt en verboden voor deze mensen. Met hulp van de toeristen, die zij inmiddels als haar echte familie beschouwd, ontvecht ze haar ellende en zet een succesvol bedrijf op. Toeristen leren koken. De moordenaar van haar man kwam na het betalen van wat smeergeld na een jaar weer op vrije voeten.
Gisteren verlieten we Rajasthan. Weer zitten we op een prachtige tolweg zonder verkeer. Als motorrijder betaal je hier niets, heerlijk! Langzaam raak ik geweld aan de kwaliteit van het asfalt. Het gas gaat verder open en ik kijk om me heen en droom wat weg. Ik moet zo’n negentig gereden hebben als ik plots voor me zie hoe een brug is verzakt. Over de gehele breedte van de weg is nu een opstaande rand van vijf centimeter. Ik rem flink maar het mag niet baten. Mijn voorvering veert volledig in en maakt een enorme knal. Gelukkig blijf ik overeind maar hoor ook een hard schavend geluid. Even denk ik dat ik een lekke band heb maar het valt mee, mijn voorspatbord is afgebroken, hangt op het wiel en heeft een behoorlijk stuk van mijn band afgeschaafd. Weer wat wijzer kunnen we al snel weer verder. Het blijft uitkijken hier.
Zo, Jenneke zal zo wel aankomen. Ik vind het leuk om haar te zien. Eens kijken wat de komende dagen ons brengt.