Lamba en Moti hebben er weer zin in – India
Het is winter in India, de ochtenden zijn bitterkoud en mistig, het is weer thermotijd. Vanuit Delhi reizen we een stukje verder met de Ieren, we gaan naar Agra, de stad met India’s typerende icoon: de Taj Mahal.
We vertrekken uit Delhi in een dikke mist, maar de weg is grotendeels vierbaans en niet zo druk. Het schiet lekker op en we komen net voor zonsondergang aan in Agra. De stad zelf is één grote chaos, gehuld in een deken van smog. Zowel Helen, Neil als Merijn hebben inmiddels een hoestje en een dikke keel. Dit past goed in de Indiase leefstijl. Vooral ’s ochtends wordt je getrakteerd op een kakafonie van luidruchtig neusophalen, diep gerochel, keelgeschraap met kokhalzende geluiden gevolgd door een dikke fluim. Ook overdag gaat dit door en de fluimen zijn dan rood gekleurd door de paan, een mengsel van pruimtabak, zoetigheid en betelnoten. Ik ben blij dat ik een vizier op mijn helm heb, want ook uit de bus vliegt menigmaal het een en ander aan menselijke vloeistoffen.
We eten op het dak van een hotel van waar we in de verte nog net de schaduwomtrek van de Taj kunnen onderscheiden. We besluiten vroeg naar bed te gaan zodat we de Taj Mahal bij zonsopgang kunnen aanschouwen. Het moet prachtig zijn, met eerst roze en paars licht om vervolgens in een gouden gloed te schitteren. Maar we hebben pech, er zijn meer mensen die dit bedacht hebben en voor we binnen zijn is het al licht en het is wederom mistig. Alhoewel het weer niet ideaal is, het allejezus vroeg is en we een beetje blasé geraakt zijn de afgelopen maanden is het toch echt een heel bijzonder gebouw. Omdat de Taj zelf op een plateau gebouwd is langs een zijarm van de Ganges lijkt het net of het gebouw in de lucht zweeft. Het is helemaal van marmer, met ingelegde halfedelsteentjes, perfect intact en vertoont een bijzondere symmetrie. De Mughal keizer Sjah Jahan heeft de Taj in de 17de eeuw laten bouwen als laatste eerbetoon aan zijn tweede vrouw Mumtaz Mahal, die stierf in het kraambed bij de geboorte van hun veertiende zoon. Het ultieme liefdessymbool, daar word je toch wel een beetje romantisch van. De Sjah zelf werd van zijn troon gestoten door zijn zoon en opgesloten in een toren in het Agra Fort waar hij de rest van zijn leven naar de Taj kon staren…..
We slapen nog een paar uurtjes bij en rijden dan richting Bharatpur waar we dankzij de onderhandeltalenten van Merijn goedkoop in een heerlijk hotel inchecken. Fijn! Een lekker bed, een warme douche en lunch in een groene tuin. We bezoeken een vogelpark waar we met een gids doorheen fietsen. We genieten van de natuur en de schone lucht. Ongelooflijk hoe gemakkelijk we prachtige vogels, herten, antilopen en een jakhals voorbij zien komen. Dit is een heel ander India, weg van de drukte, de hassleen de smog. Het is bijzonder dat dit allemaal naast elkaar kan bestaan in dit overbevolkte land. Vóór zonsondergang moeten we het park uit want er is sinds vier maanden ook een tijger die zich hier geïnstalleerd heeft en in de nacht door het park zwerft.
Het restaurant heeft een goeie kok dus ik vraag of ik die avond mee kan kijken in de keuken. Dat wordt gewaardeerd en de kok laat me uitgebreid zien hoe hij alle bestelde gerechten klaar maakt. Weer iets om mee naar huis te nemen. India is trouwens een waar paradijs voor vegetariërs. In India zijn er meer vegetariërs dan in de rest van de wereld bij elkaar! Vanuit religieuze, morele en gezondsheidsoverwegingen zijn vele mensen vegetarisch en restaurants vlees- en visvrij. In de deelstaat Gujarat, Mahatma Gandhi’s geboortestaat, is 99% vegetarisch vanuit Gandhi’s geweldloosheidsprincipe: dus ook voor dieren. Het is denk ik het enige land ter wereld waar je als vleeseter meer problemen hebt een geschikte maaltijd te vinden dan als vegetariër. En dat is maar goed ook. Ik moet er niet aan denken hoe het zou zijn als een miljard Indiërs net zoveel vlees zouden eten als de mensen in het Westen.
In de ochtend blijkt Helen weer, of nog steeds, ziek. Ze besluiten te blijven voor, alweer, een doktersbezoek. Wij gaan verder richting Jaipur. Het is bewolkt en er vallen zelfs een paar druppels regen. Voor het eerst sinds 3 maanden trekken we onze regenjas aan. We komen langs een tempel waar de weg bezet wordt door tientallen in oranje gehulde Sadhus, die in rijen op kleedjes een maaltijd midden op de Highway nuttigen. Incredible India!We komen niet ver als we worden gestopt door de politie. We mogen niet verder vanwege roadblocks. De Gujjars, een kaste van buffelherders, eist 5% ‘reservations’ voor overheids banen en oefenen druk uit op de regering door wegen en treinen te blokkeren. Ze doen hiermee een beroep op een wet die voorkeursbehandelingen voor achtergestelde kasten geeft. Het kaste-systeem speelt nog steeds een belangrijke rol in de Indiase maatschappij en daarmee ook het “arranged” huwelijk. Veel mensen trouwen alleen iemand uit dezelfde kaste. Voor ons betekent dit een omweg over kleine weggetjes door het platteland. Het schiet niet op, maar is wel leuk. Modderige landweggetjes, frisgroene en gele velden met kleurrijke vriendelijke mensen en veel, heel veel koeien en buffels. Deze worden alleen gehouden voor de melk. Buffels als last- en trekdieren hebben plaatsgemaakt voor tractors en kamelen. In Alwar blijkt dat ook onze alternatieve route geblokkeerd is. We stoppen bij een tankstation waar de eigenaar ons thee en hulp aanbiedt. Wat een geluk, want Merijn blijkt ook een lekke band te hebben.
De eigenaar van het pompstation, Shriniwas, nodigt ons uit bij hem thuis te overnachten en morgen met zijn vrienden nieuwjaar te vieren. Dat lijkt ons wel leuk. Hij woont in een groot huis, dat nogal spartaans is ingericht, met zijn vrouw Prem en 3 kinderen, Krishna, Shotu en Kritika. Beneden hen woont zijn broer met zijn gezin. We praten over de verschillen in India en Nederland, het kaste-systeem, religie, over onze reis, Pakistan en Iran.
Prem is ondertussen aan het koken en niet later wordt het eten geserveerd door Kritika, hun oudste dochter van 16 jaar. Tussen neus en lippen door laat hij vallen dat ze over twee jaar zal trouwen met een door hun geselecteerde kandidaat. Omdat hij veel geld zal betalen in de vorm van ‘dowry’ is alleen een jongen uit dezelfde kaste met een goede overheidsbaan geschikt.
Het eten is heerlijk en Shriniwas gaat er prat op dat zijn vrouw alles zelf maakt. Ze hebben een eigen koe en buffel, een groentetuin en een farmhousewaar hij graan, mosterd (voor de olie) en andere gewassen verbouwd. Er wordt gevraagd wat wij eten, wat we het lekkerst vinden en of we van fastfood houden. Dat is makkelijk, want Indiaas is mijn favoriet en ik hou ook van koken!
Prem heeft me een nachthemd gegeven dat ik aan kan trekken en we slapen op een bed van touw, waar we eerder op gegeten hebben in de Pakistaanse wegrestaurants.
De volgende dag zit ik bij de vrouw en kinderen, terwijl Merijn voor de vierde keer zijn rek laat lassen. Het is gezellig. Kritika blijkt goed Engels te spreken en laat me haar moeders trouwalbum zien. Als ik haar vraag of ze ernaar uit ziet zelf te trouwen, zegt ze dat ze geen interesse heeft in het huwelijk. Ze wil liever studeren. De kleintjes noemen me al snel ‘auntie’ en komen knuffelen.
Van Prem krijg ik twee armbanden en teenringen, met een bindi op mijn voorhoofd kunnen alle Indiërs nu zien dat ik getrouwd ben. Da’s mooi, vooral voor het feest vanavond. Ik vraag Kritika naar de Indiase vrouwen die ik veel langs de weg gezien heb en met hun sari hun hele gezicht bedekken. Zijn dit moslims? ‘Nee’, lacht ze, ’they’re just shy’. Maar ze verteld me ook dat haar oom zijn vrouw ook ‘shy’ maakt. Hmm, vreemd. Krishna is een ondeugend jongetje van drie en de trots van zijn ouders die uiteindelijk een jongetje kregen. Hij kan alles doen en de vrouwen treden er niet echt tegen op. Volgens Kritika worden de meisjes geacht hun broertjes als een god te vereren. Ik vraag of dat andersom ook geld en dan moet ze lachen alsof ik een domme vraag stel. Maar hij slaat ook zijn zusje Shotu die er niet tegenop kan. Ze komt de hele tijd naast mij zitten. Shotu is acht en heeft , zoals ze het hier noemen, het syndroom van slow, maar gaat naar een gewone school en wordt een gift van god genoemd. Ze kan volgens haar vader niet praten, maar voor ons klinkt het hetzelfde, dus dat gaat prima. Het is een lief meisje. Ik krijg een rondleiding door de tuin van de kinderen. De buffel heeft een kalfje gekregen dat net drie dagen oud is. Achter in de tuin is een hondennest van een straathond. Grappig om te zien hoe honden hier overleven. In de groentetuin staat alles wat ze nodig hebben, aardappel, bloemkool, ui, wortels, radijs, spinazie en kruiden.
Merijn en Shriniwas komen terug van de lasser en dan gaan we met het hele gezin op stap. We voelen ons echt deel van het gezin. Er is een Rajputfort in de bergen 300 meter boven de stad, één van de weinige forten in Rajasthan dat gebouwd is vóór de Mughal periode. Er ligt een 5 km lange verdedigingsmuur omheen met enorme trappen. Het lijkt de Chinese muur wel. In de stad gaan we naar het Citypalace van de voormalige Maharadja waar ook een museum in gevestigd is. Het is een groot museum, met scheve schilderijen, ivoren teenslippers, miniatuurschilderijtjes in vitrines, een wapencollectie en een opgezette tijger. Het is wel flink aangevreten door de tand des tijds, maar dat geeft het allemaal net iets meer charme. Achter het Citypalace ligt een waterreservoir met ghats en paviljoenen. Het is prachtig en we vinden het speciaal om hier te zijn met de familie, want het is een plek waar je anders zo voorbij zou rijden.
Wanneer we terug komen wil de gastheer meteen naar het feest. Ik heb echter bedacht dat ik wat kadootjes voor de kinderen wil kopen. Dat is toch het minste wat we kunnen doen. Dus rijden we terug naar de stad, waar we een motor voor Krishna en knuffels voor de meisjes kopen. Daarna gaan we naar het tankstation waar Shriniwas op ons wacht. We gaan met een aantal auto’s naar een plek een eind buiten de stad. Het is prachtig, we rijden over een dijk met kleine torentjes langs een meer met een voormalig paleis. Hier zullen we ons nieuwjaar vieren bij een kampvuurtje, er zal worden gedanst, gegeten en gedronken. Maar als ik om me heen kijk wordt mijn voorgevoel bevestigd: ik ben alleen in een groep van 60 Indiase mannen. En al snel komen de flessen whisky tevoorschijn die er in rap tempo doorheen gaan. Ik voel me niet echt op mijn gemak en als de één na de ander zegt “I am a warrior, I am a tiger” en beloofd me te beschermen denk ik: dat getuigd wel van enige zelfkennis voor het verdere verloop van de avond. Omdat ik zeker geen zin heb hier te slapen tussen 60 dronken Indiërs vragen we onze gastheer ons naar huis te brengen, gezellig bij moeder en kinders. Maar eerst nog een dansje, Bhangra!Met de handjes omhoog staan we tussen de massa voor de speakers. Als roofdieren duiken ze op ons af en ik ben blij met ons besluit.
Met tranen in mijn ogen nemen we afscheid van deze lieve mensen. Kritika zegt wel tien keer dat we terug moeten komen. We nemen hun adres mee zodat we nog af en toe een kaartje kunnen sturen. En we zijn weer op weg. Rajasthan is de Indiase woestijnstaat en het landschap veranderd langzaam in een savanne met zand, stug, dor gras en doornige acacia’s waar kamelen aan je voorbij trekken. Het is lekker doorrijden nu en na een nacht in Jaipur rijden we in één keer door naar Bikaner. Nu gaat mijn rek stuk, maar voorlopig houdt het nog even door een ingenieuze oplossing met een inbussleutel. Langs de weg, waar nu echt nog maar weinig verkeer is, zien we groepjes mensen in witte gewaden, met ouderen in een karretje. Ik denk, er is hier toch geen ziekenhuis in dit verlaten landschap en vindt het vreemd dat zowel de verplegers als patiënten hetzelfde tenue aan hebben. Dan dringt het tot me door: het zijn Jains! Deze religie, een afsplitsing van het Hindoeïsme, intrigeert mij al sinds mijn eerste bezoek aan India. Het Jaïnisme ontstond in de 6de eeuw voor Chr. als tegenreactie op het kaste-systeem en rituelen van het Hindoeïsme. Ze zweren het materiële af en leven geweldloos tegen alles wat leeft. Ze zijn daarom strikt vegetarisch, dragen mondkapjes zodat ze geen vliegjes inademen en hebben een bezem om de grond voor zich te vegen zodat ze geen beestjes vertrappen. Voertuigen worden als luxe beschouwd en ze doen daarom alles te voet. Jaïnistische monniken hebben geen enkele bezittingen, zelfs geen kleding en hun doden geven ze terug aan de natuur door ze op platforms te leggen om opgegeten te worden door gieren en andere aaseters. Het is echt ongelooflijk dat dit blijft bestaan in het steeds moderner wordende India. De SUV’s schieten aan deze mensen voorbij op de weg.
Vóór we Bikaner inrijden slaan we een zijweg in naar Karni Mata in Deshnok, een tempel waar duizenden ratten aanbeden worden. Het is weer een leuke tocht door de kleinste dorpjes en Merijn neemt een Indiase toerist mee achterop. Zoals in iedere tempel moeten ook hier de schoenen weer uit en zo betreden we blootsvoets de rattentempel. Het duurt niet lang of er wordt al aan mijn tenen geknabbeld. Het is een bijzonder schouwspel, we hebben een zakje voer gekocht van suiker en kokos en er staat een grote schaal melk waar ze zich verdringen om aan te drinken.
Je blijft je verbazen hier in India.