Dwars door de Sahara

Vandaag 1 september, precies een jaar geleden vertrokken we uit Amsterdam. Dat lijkt inmiddels een eeuwigheid geleden. Het is nauwelijks te bevatten wat we in die tijd allemaal gezien en gedaan hebben. En nu is ’thuis’ toch duidelijk in zicht. Ik heb er een beetje gemengde gevoelens over. Het is leuk iedereen weer te zien, bij te kletsen en leuke dingen te doen. Aan de andere kant zal ik de vrijheid en de dagelijkse nieuwe ervaringen enorm missen.

We zijn in Aswan, Egypte, en wachten al zeven dagen op de komst van onze motoren uit Wadi Halfa, Sudan. De boot is stuk en het suikerfeest is begonnen. Het is hier heet, maar gelukkig hebben we een hotel met zwembad zodat we af en toe kunnen afkoelen. Ook in Egypte ben ik eerder geweest. Maar zoals de eerder bezochte plekken deze reis waar ik na enkele jaren terugkwam, roept ook Aswan weinig Aha-erlebnissen op. Ongelooflijk hoe snel de wereld veranderd, of zijn er zulke grote gaten in mijn geheugen geslagen?

Ik kan me ook niet herinneren dat ik zo lang ziek was als in Gonder. Vier dagen diarree en overgeven, wat een ellende. Uiteindelijk besluit ik maar een antibioticakuur ertegenaan te gooien en dat helpt. De dag erna zit ik weer op de motor en rijden we naar Sudan. We vertrekken in onze regenkleding want het is nog steeds bewolkt en fris. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat het straks 40 graden plus zal zijn. Ik ben nog steeds onder de indruk van Ethiopië, met zijn groene bergen en bijzondere mensen. Maar na een tijd slingert de weg zich naar beneden, we zakken 2000 meter voor we vlakbij de grens zijn. We besluiten hier een hapje te eten en worden weer omringd door een flinke meute mensen. Als Anne haar motor aantrapt valt er een jongetje van schrik in het riool. Hij wordt door iedereen uitgelachen en trekt zich met een sip gezicht en een modderig been terug in de meute.

Bij de grens maken we kennis met de bureaucratie van Sudan. Het is inmiddels echt heet, maar daar lijkt niemand zich aan te storen. Terwijl het zweet in straaltjes van ons af loopt, doet een man erg zijn best alles netjes op te schrijven in een dik boek. Na wat heen en weer geloop met verschillende papieren zijn we dan klaar met het verzoek ons binnen drie dagen te registreren in Khartoum. Dit is voor ons het afscheid van donker Afrika en we zijn weer in de voor ons inmiddels bekende, Arabische wereld aangekomen. Er is nog wel een overgangsgebied waar het redelijk groen is, met plassen water op het land van de regen en ronde rieten hutten. Maar we zien voornamelijk mannen in witte jurken met een witte taqiyah of tulband op ezeltjes en kamelen. Ze bezitten grote kuddes vee die ze laten grazen en melken langs de weg. De weg is nieuw en leeg, geen mensen, kinderen of dieren waar we voor moeten remmen dus het schiet lekker op. In twee dagen rijden we naar Khartoum. We slapen langs de weg in een modderig veld. Dat is nog wel spannend. Wat als het vannacht regent? Komen we dan nog wel weg hier? Maar veel keus hebben we niet, dit is veruit de beste optie, enigszins beschut. ’s Ochtends zitten de voorwielen van Merijn en mij vast door een dikke plak modder. We moeten eerst het spatbord verwijderen en flink krabben voor we verder kunnen. Ondertussen komen er herders op een ezel en kameel nieuwsgierig kijken, ze zijn vriendelijk en willen graag op de foto. De mooie strakke weg heeft trouwens wel zijn keerzijde, langs de weg liggen vele slachtoffers. Koeien, ezels en kamelen in alle staten van niet-zijn.

Later op de dag ondervinden we meer Sudanese gastvrijheid. Wanneer we pauzeren onder een boompje in het zand, komen er een aantal auto’s langs die voor ons de weg afrijden om te kijken hoe het met ons gaat en ons welkom heten. Drie jongens in een oranje overall, die voor een Chinese oliemaatschappij werken (daar heb je ze weer), geven ons koud mangosap en yoghurt. Ook onderweg wordt er weer flink naar ons gezwaaid. De geschiedenis van dit land houdt me ondertussen wel bezig. Het mag dan voor toeristen een enorm gastvrij en veilig land zijn met weinig criminaliteit. Tegelijkertijd hebben er tijdens de conflicten in Zuid Soedan, Darfur en recentelijk in de oostelijke Nubische bergen afschuwelijke slachtingen, verkrachtingen en plunderingen plaatsgevonden en ligt er een arrestatiebevel voor president Al-Bashir van het Internationale Strafhof wegens oorlogsmisdaden en genocide. Hoe kan het toch dat er in landen met de meest vriendelijke mensen als Syrië, Iran, Pakistan en Soedan, van die afschuwelijke en repressieve regimes zijn?

Enigszins oververhit rijden we Khartoum binnen en gelukkig duurt het niet lang voor we de Blue Nile Sailing Club gevonden hebben waar we onze tent op kunnen zetten. Ik moet echt even bijkomen van de hitte, pfff wat moet dat worden de komende weken door de woestijn? 
Later komen Jean en Malcolm de camping oprijden, twee Australiërs met een 4×4 die we bij de Jungle Junction in Nairobi al tegen waren gekomen. Samen gaan we de volgende dag naar het registratiekantoor, met z’n allen in de auto met airco, best prettig. Ook hier neemt de papierwinkel een halve dag in beslag. De volgende dag gaan we langs Midhat Mahir, die samen met zijn broer in Wadi Halfa de bootreserveringen voor de ferry naar Egypte verzorgt. Midhat is een drukke, chaotische Nubiër met grote verhalen. Hij vertelt dat hij een schorpioenen en krokodillen verzameling had in zijn huis. Totdat hij op een dag van huis was en gebeld werd door zijn oom dat zijn moeder en zussen op het bed stonden te gillen, met een grote Nijlkrokodil ervoor. In Wadi Halfa heeft hij een 750cc BMW staan, een motor met een verhaal. De vorige eigenaar was een Duitser, die in de jaren ’70 Afrika op zijn motor wilde doorkruisen. 40 km van Wadi Halfa werd de motor gevonden in de woestijn, in de buurt lagen de resten van een hoofd en een camera. De laatste foto’s op de camera was een serie van hyena’s, die steeds dichterbij kwamen…
Ach ja, zo komen we de tijd wel door, terwijl hij er een mannetje op uit stuurt om voor ons een reis- en een fotovergunning voor ons te regelen.

Het is Ramadan, de Islamitische vastenmaand. Vele winkels zijn gesloten en alleen restaurants met speciale toestemming mogen open. Rond zeven uur, wanneer de zon is ondergegaan, wordt het akelig stil op straat. Op de Sailing club komen er iedere avond een aantal mensen gezamenlijk bidden en eten. We worden uitgenodigd, maar slaan het toch af. Anne en ik willen in eerste instantie wel, maar bij nader inzien lijkt het ons geen goed idee om als twee enige dames in broek aan te schuiven bij een twintigtal mannen in jurk.

Nu alle papierrommel in Khartoum geregeld is zijn we klaar om te gaan. Samen met Jean en Malcolm volgen we de Nijl richting de piramides van Meroe. Alhoewel we vroeg vertrekken is het al snel weer heet. Het is niet voor te stellen hoe de mensen het hier volhouden tijdens Ramadan. Vasten betekent niet alleen niet eten, maar ook niet drinken. Voor ons is er niet op te drinken tegen de dorst. Binnen vijf minuten heb ik weer een droge mond en keel. Ik ben blij dat we samen met de auto zijn, zo is er af en toe koud water en kan ik mijn hoofd voor de airco hangen. De piramides liggen midden in de woestijn. Ik kan niet op mijn slippers lopen omdat het zand gloeiend heet is en brandt aan mijn voeten. Het is echt veel te heet om hier rond te lopen. We lijken wel gek, “op vakantie in Soedan” tijdens de heetste maanden van het jaar. Het is jammer dat we geen temperatuurmeter meer hebben, maar het voelt inmiddels echt als 50 graden. Als Malcolm onze helmen heeft gekoeld aan de airco gaan we weer op pad. Vlak voor we bij Atbara zijn en even bijkomen, stopt er een auto en krijgen we bananen. Een van de mannen werkt regelmatig in Nijmegen, hij importeert trucks van Nederland naar Soedan en hij vindt het heel leuk dat we zijn land bezoeken. Later bij het tankstation treffen we hen weer en krijgen we een hele zak koude drankjes, vervolgens moeten we allemaal onze tanks vullen en onze vriend staat erop alles te betalen. Wow! Ik dacht dat mensen in Iran en Pakistan gastvrij en gul waren, maar dit slaat alles.

We proberen een plekje langs de Nijl te vinden om te kamperen, maar dit lukt niet. We belanden midden in de woestijn op een prachtplek. Er is zelfs een koele wind ’s nachts die door onze tent waait, we zetten inmiddels alleen nog onze binnentent op. Anne en Reinier hebben een schorpioen in hun tent, er zullen nog vele ontmoetingen met deze woestijnbewoners volgen.
Na een prachtige zonsopgang gaan we weer op weg en gaan we dwars door de woestijn. De eerste 270 kilometers is er werkelijk niets dan zand, stenen en een verzengende hitte met een brandende wind. In de verte zie ik de lucht boven de weg trillen van de hitte en als ik mijn vizier open doe, is het alsof ik in een warme oven kijk. De wind schroeit op mijn huid. Vlak voor Karima is mijn tank leeg en moeten we wat brandstof overhevelen. Als we weer verder willen word ik bevangen door de hitte. Het is mij inmiddels bekend. Ik heb dit drie keer eerder gehad tijdens deze reis, in Iran, Cambodja en in Kenia. Mijn hoofd en soms ook ogen worden rood, ik krijg een druk op mijn borst, kan moeilijk ademen en het is alsof mijn hoofd explodeert. Beetje eng, maar ik weet inmiddels ook wat ik moet doen en dat het weer overgaat. Gelukkig kan ik nu lekker bijkomen in de airco auto en een lekker koud flesje water drinken. Het baart me wel enigszins zorgen dat we nog een flink stuk woestijn te gaan hebben, hier en in Egypte. Gewoon rustig aan doen denk ik maar, voldoende pauzeren en flink blijven drinken. Inmiddels heb ik ook de aardewerken potten voor dorstige en oververhitte reizigers ontdekt. Er is hier een goed werkend systeem van drinkwater dat wordt koel gehouden in grote stenen kruiken in hutjes of onder een afdakje. Ik zou het niet zomaar drinken, het is bruin, onafgedekt en komt rechtstreeks uit de Nijl. Maar het is heerlijk om mezelf en mijn motorkleren helemaal te overgieten met water voor ik weer op de motor stap. De eerste minuut is het zelfs een beetje koud in de wind, maar na 10 minuten ben je helaas weer kurkdroog. En dan komt ook onmiddellijk de dorst. Ik kan alleen maar fantaseren over drinken, lekker veel en lekker koud.

Bij Karima vinden een slaapplek in een dadelpalmtuin langs de Nijl. Maar voor we er zijn rijden we door diep zand. Als ik voor de tweede keer vast kom te zitten is het me teveel. Het is té heet en al mijn energie heeft me verlaten. Anne en Reinier hebben hun motoren al bij de rivier staan en komen terug lopen. Ze helpen Merijn onze motoren te verplaatsen. Ik stap bij Malcolm en Jean in de auto, mijn grens is bereikt. Ook Merijn is helemaal kapot, maar na een half uurtje zijn we het weer vergeten. Er komen wat mensen langs aan wie we toestemming vragen en weer zijn we zeer welkom en we worden overladen met verse dadels. Net als de jongetjes om ons heen nemen we een duik in de Nijl, nadat ze ons wel hebben laten weten dat er aan deze kant van de rivier geen krokodillen zijn. Als ik later sta te koken komen er steeds meer mensen om ons heen die allemaal nieuwsgierig zijn, ook drie vrouwen deze keer, waarvan er één zeer goed Engels spreekt. Ze studeert landbouw aan de universiteit van Khartoum en zorgt voor haar drie zussen en vijf broertjes sinds de dood van haar vader. Ze nodigt me uit bij haar te komen eten, maar ik sla het af. Ik ben immers ook aan het koken en we zijn met zijn zessen. Behalve schorpioenen zijn er vanavond ook wat spinnen van de partij. Gelukkig ben ik niet degene die ze ziet en we houden de tent goed dicht.

De lucht is geel in de ochtend, een zandstorm. Het zand waar ik gisteren zo’n moeite mee had, gaat in de ochtend met frisse energie bijna vanzelf. Bij de weg is de lucht nog bruiner, het lijkt wel een zandmist. We laten de auto voorop rijden en wij erachteraan. Ik zie de wereld om me heen als een sepia foto en het geeft een heel bijzondere sfeer. Vooral de dorpjes met kamelen zien er mysterieus en fantastisch uit door deze bruin filter. Het is jammer dat ik hier geen foto’s van kan maken, maar zowel Anne’s als mijn camera zijn al nagenoeg stuk door de ruige landschappen en weersomstandigheden van dit continent. Na een laatste nacht langs de Nijl is het zo goed als afgelopen met de bewoning. Er zijn zelfs geen afdakjes met potten meer te vinden. Van Dongola naar Wadi Halfa heb ik echt het gevoel dat we door de Sahara rijden, woestijn der woestijnen. Weer zo’n moment dat ik echt ontzag heb voor de natuur. Met deze woestenij valt niet te spotten, hier ben je niets. We worden omringd door het grote niets. En toch is het niet saai, de woestijn kent vele gezichten.

We hebben weer een mijlpaal gehaald, de boot van Wadi Halfa naar Egypte, die alleen op woensdag vaart. Mazar, Midhat’s broer, heeft een 1ste klas airco hut voor ons geboekt. Een prettig idee na alle verhalen die we hebben gehoord over een overvolle boot met een stalen dek in 50 graden hitte. Maar eerst slapen we nog twee dagen in de woestijn. Wadi Halfa zelf is niet meer dan een stoffig, ingeslapen woestijnstadje, dus aan het eind van de dag rijden we de woestijn in en kamperen naast Lake Nasser, waar we het rijk voor ons alleen hebben, denken we. De tweede avond echter, lopen er naast de gebruikelijke schorpioenen, ook steeds meer spinnen om ons heen. Ik vind het aanzicht van één genoeg en ga wat limonade maken in de auto. Ondertussen hoor ik de anderen praten over steeds meer spinnen, Malcolm heeft er zelfs een op zijn hoofd. Daar ga ik mooi niet tussen zitten, dus Merijn begeleid me naar de tent en ik zorg ervoor dat de gaasdeuren goed dicht zitten. Wat een ellende, maar het ergste moet nog komen. Op een gegeven moment hoor ik Anne gillen en is iedereen in rep en roer. Ik hoor ze praten over een enorme spin die zich niet laat wegjagen en steeds weer op hen af komt rennen. Een met grote kaken die later zelfs een schorpioen opeet. Hij is zo groot als Reinier’s eetlepel. Mijn ergste nachtmerrie lijkt bewaarheid te worden. Ik doe mijn best de geluiden om me heen te negeren en mijn boek te lezen, maar dat is steeds moeilijker. Het zweet breekt me uit en dat is deze keer niet van de hitte. Ik ben omgeven door spinnen en lig hier in een gaasjestent en kan nergens naartoe. Echt verschrikkelijk, maar ik ben blij dat ik in de tent lig en het niet gezien heb.
Merijn heeft het later opgezocht op internet en het blijkt een camelspider te zijn. Een van de grootste spinnen ter wereld en hij kan ook nog één meter hoog springen. Ik hoop er nóóóoit meer een te zien.

De motoren en de auto zullen op een vrachtboot geladen worden, volgens Mazar dezelfde dag, maar tot we afvaren is er geen spoor van deze barge. Het voelt vreemd weg te varen en de motoren op de kade te zien staan. Tijdens deze reis leer je wel echt vertrouwen te krijgen in mensen, en meestal komt het goed. Daar vertrouw ik dus maar weer op. De bootreis zelf is eigenlijk lang niet slecht. Het eten is goed en de hut is ook okee. Na achttien uur zijn we in Egypte en checken we in in een hotel met een zwembadje op het dakterras. Helaas krijgen we de volgende dagen steeds meer slechte berichten over de barge. Hij arriveert twee dagen later in Wadi Halfa, kan vervolgens niet vertrekken omdat de motor stuk is en het suikerfeest komt eraan zodat er drie dagen niets gebeurt. We vullen onze tijd met zwemmen, lezen en kaarten. We verkennen Aswan, moeten wennen aan de Egyptische mentaliteit en gaan mee met een tripje naar Abu Simbel, de grootse tempel van Ramses II langs Lake Nasser. Lake Nasser is het grootste stuwmeer ter wereld en in het Nubische museum leren we dat dit nogal wat gevolgen heeft gehad. Er lagen namelijk een groot aantal tempels en andere historische monumenten langs de Nijl. In de jaren 60-80 is er onder leiding van Unesco een enorme reddingsoperatie op touw gezet. Er zijn er een aantal tempels, waaronder Abu Simbel, in enkele jaren steen voor steen ontmanteld en heropgebouwd op hogere gronden. Een strijd tegen de klok en het water. Indrukwekkend.

Als we op een dag de deur uitgaan om de Nubische dorpen op het Elephantine Island te bezoeken, hangt er een vage rioollucht in de gang beneden. Als we een paar uur later terugkomen is het niet te harden. De hotelmedewerkers zitten een beetje beduusd te kijken in de lobby. Later op het dakterras komen ze Anne en Reinier vertellen dat de oorzaak gevonden is: er ligt een lijk beneden in de kamer. Een 28-jarige Egyptische jongen heeft zelfmoord gepleegd op de eerste dag van Eid. De hele dag is er politie en het verbaasd me hoe open iedereen hier over het gebeurde praat. Als ik vraag welke nationaliteit degene had krijg ik meteen een kopie van zijn identiteitskaart onder mijn neus, van privacy is hier geen sprake. Ook de deur van de kamer staat de hele dag wagenwijd open, als je erlangs loopt kun je zijn been op het bed zien liggen. We gaan maar weer de deur uit en hopen dan dat ze hem opgehaald hebben en de stank minder is. Tot onze verbazing ligt hij er ’s avonds nog steeds. Maar we krijgen meteen een verklaring, de agent met het papier waarop staat dat het zelfmoord was is weggegaan met het papier in zijn zak. Er moest twee uur gezocht worden. Daarna is er een ambulance gestuurd, maar het bleek onmogelijk het lichaam te vervoeren omdat hij inmiddels in verre staat van ontbinding is. Hij ligt al meer dan 36 uur in een kamer zonder airco bij temperaturen van 40 graden en meer. Gelukkig krijgen we een kamer in een ander hotel aangeboden, ook met zwembad en uitzicht op de Nijl, waar we ook nog twee Duitsers tegenkomen die de andere kant op rijden en dus eigenlijk net begonnen zijn. Hopelijk kunnen we zaterdag onze motoren ophalen 

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *