Benzine junkies
Twee en een halve week zijn we nu onderweg in Afrika. We zijn in Nkhata Bay in het midden van Malawi aan het meer. We hebben een ideale spot gevonden om een dagje te chillen. Een plek met stroom, internet, koffie, bier en een mooi uitzicht. Vanochtend hebben we een boottripje gemaakt, de kapitein, een ultra relaxte beachboy die zo ontspannen was dat het moeite kostte om hem te verstaan. Ik denk dat ie in twee uur maar een handvol woorden sprak. Een paar uur nadat we de grens van Mozambique overstaken zijn we al in Maputo, de hoofdstad. Langzaam komen we aan in Afrika, het is hier echt anders. Chaos, druk, veel handel op straat. Zo af en toe een gaar kapot gebouw uit de Portugese tijd. Langs de weg fluiten de mensen naar ons en roepen welkom in Mozambique. Ik voel me oud, het vervangen van vijf motorbanden en het eindeloze gebuk tijdens het kamperen hebben mijn rug gesloopt. Als ik krom blijf gaat het goed maar als ik rechtop kom verga ik van de pijn. ’s Nachts kamperen we op het dak van een hotel op een krap betonplaatje. Vlak naast ons besluit een stel vanaf twee uur hun relatie door te praten. Oh baby but i love you, i want to be with you… Oh Math i don’t know, you are so difficult… Ik heb moeite me er niet mee te bemoeien.
Langzaam komen we er achter dat dit deel van de reis echt anders gaat zijn dan het voorgaande. De dagen beginnen op elkaar te lijken. Tussen zes en zeven opstaan, ontbijten, spullen inpakken, rijden, eten kopen op een markt onderweg, slaapplekje zoeken, koken en rond een uur of acht negen weer naar bed. In Aziƫ en het Midden Oosten stikt het van de bezienswaardigheden, hier is het leven alles wat er is. Behalve wat tweedehands kleren hebben de mensen hier niet veel industrieels. De huizen zijn van riet en modder, bij uitzondering zien we een auto. Mensen verplaatsen zich in overvolle minibusjes of nog vaker te voet of op de fiets.
Tussen vier en vijf gaan we op zoek naar een plek om te slapen. Je moet hier uitkijken waar je stapt naast de weg omdat er overal nog mijnen liggen. Zo’n tien kilometer rijden we voor het eerst in diep zand. Dit is de schrik van alle motorrijders maar het kan. Je geweten volgt de sporen op het pad en zorgen ervoor dat je je balans gaat corrigeren. De motor rijd gewoon rechtdoor waardoor je jezelf uit balans brengt en je voeten uitsteekt. De truc is gewetenloos in de verte te turen en erop te vertrouwen dat het goed komt. Dat valt niet mee maar we ploegen ons er doorheen. Uiteindelijk blijkt de camping niet te bestaan. Een jongen verteld ons dat hier geen mijnen zijn. Maar begreep hij wel wat we vroegen? Anyway slapen we deze nacht in het wild, heerlijk.
Op deze manier gaat mijn rugpijn echt niet over. We besluiten een rustdag te doen in Tofo, een dorp dat in een ander seizoen honderden zuid afrikanen van onderdak voorziet. We bezoeken een paar opties maar worden niet echt enthousiast. Ik kom er achter dat je hier geen Aziatisch vermaak kan verwachten. De hutjes zijn krap, duur en de bedden doorgezakt. Toch helpt deze dag mijn herstel op gang. We slapen onder de palmbomen aan een woeste Indische Oceaan. Els haar enkel begint na het ongeluk waarbij haar motor op haar been terecht kwam begint toch flink paars en dik te worden. Opa en Oma zijn niet in topconditie.
Via Vilanculos rijden we door naar het noorden. ‘S middags als we allemaal een beetje zitten te dommelen in onze helm zien we ineens drie reizigers op de fiets. Ze hebben enorme baarden. We stoppen en vragen wat ze aan het doen zijn. Het blijken Zuid afrikanen die op weg zijn naar Egypte zoals wij. Wow, die eindeloze weg waar wij al een paar dagen opzitten die fietsen zij al een paar weken. Dat is nog eens wat anders. Ze geven aan in december in Cairo te willen zijn maar kijken een beetje jaloers naar onze motoren. Ik vraag me af of je een beetje gek moet zijn om dit te willen doen maar als ik ze zie vertrekken in totale stilte en vervolgens het gebrul van onze machines hoor zie ik ook wel wat voordelen.
Het is alsof het circus voorbij komt, vier witten op flinke motoren. De hele dag worden we aangestaard en we zwaaien ons een ongeluk. Zo de hele dag op een goede asfaltweg heb je veel tijd om aan je zwaaitechniek te werken. Er is de enthousiaste zwaai, hoog boven je helm met een wapperende hand, de coole met een vinger in de lucht of, aan het eind van de dag het optillen van slechts een vinger gecombineerd met een hoofdknikje. Deze groet doet het ook nog als beide handen aan het stuur nodig zijn. Ik heb er veel lol aan om bij grote groepen, even te wachten om de spanning op te bouwen en vervolgens snel en enthousiast te zwaaien als je vlak bij bent. Het is echt leuk om te zien hoe dan de hele groep tegelijk de handen de lucht in steekt.
Deze avond lukt het niet snel een plek te vinden om ons te verstoppen. Overal zijn mensen. Vlak voor donker zien we een boom met een grote lege plek eronder. Anne en Els bezoeken het nabijgelegen huis om te vragen of het goed is als we daar vannacht slapen. De vrouw des huizes schrikt zich een ongeluk en het lijkt erop dat ze denkt dat we haar komen ontvoeren maar uiteindelijk begrijpt ze ons en dan is het al snel goed. Niet veel later komt Alexandro aanlopen met een enorme bos hout op zijn hoofd. Hij is verbaasd maar enthousiast en niet veel later zijn we omringd door zijn twee vrouwen, acht kinderen en buurman met zijn vrouw. Vol verwondering en met veel gelach kijken ze hoe we onze tenten opzetten, onze matjes uitrollen en de benzinebranders aansteken. Wat een rare mensen, wij dan. Dan groet iedereen ons een goede nacht en vertrekt. Ongelofelijk wat een respect voor privacy en wat een gastvrijheid.
’s Morgens om zes uur is iedereen terug om te kijken hoe wij onze zooi weer in pakken en met een brok in mijn keel vervolgen we onze reis. Het is leuk om met Anne en Reinier op stap te zijn. Het zijn echt goede vrienden en de meeste beslissingen worden zonder al te veel moeite genomen. Nu er altijd twee andere mensen aanwezig zijn realiseren we ons beter hoe we met elkaar omgaan. Van menselijk opzicht hadden we de afgelopen maanden niet veel last. Het is ook fijn om te zien dat we niet het enige paar zijn dat soms verzandt in onzinnig gekibbel. Els en ik hebben ons de afgelopen maanden goed leren ontspannen en we kijken met verbazing hoe Reinier en Anne eindeloos bezig kunnen zijn van ’s morgens vroeg tot ’s avonds (niet zo) laat. Een beetje over de zee staren en filosoferen is er bij hun niet bij.
Niet veel later zien we een eenzame fietser. Ze is erg blij ons te zien en stopt niet met babbelen. Ze komt uit Johannesburg en geeft aan dat ze omdat ze door het centrum van deze stad heeft gefietst een bezoek aan Somaliƫ per kameel ook wel zal overleven. Ook zij fietst al een paar weken op deze weg en ze heeft het er flink mee gezien. Verschrikkelijk vind ze het. Het valt me op dat ze geen megadure spullen heeft zoals de vorige fietsers die we zagen. Een rieten mandje hangt voor aan haar stuur. Als Reinier haar fiets een stukje verplaatst zie hij hoe haar wiellagers totaal versleten zijn. Dit is iemand die avonturen gaat beleven, we zullen haar volgen op facebook. Bird on a Bike.
Ook aan deze weg komt een eind. Vanaf hier gaat het landinwaarts, in de richting van de grens van Malawi. Maar eerst proberen we nog een stuk af te snijden door Gorongosa National Park. Ik ben er niet erg blij mee vanwege de aanwezigheid van olifanten, nijlpaarden en leeuwen maar op de een of andere manier gaan we het toch proberen. Het is een woeste weg. Gravel met twee diepe sporen en losse stenen. Ook, we lazen er al over, worden we hier belaagd door tseetsee vliegen. Een soort horzels. Ze worden aangetrokken door bewegende objecten en de kleur donker blauw. Ze staan erom bekend dat ze je voor kilometers blijven volgen, door je kleren heen steken en slaapziekte verspreiden. Ik ben dan ook niet ongelukkig als we bij het hek van het park worden teruggestuurd. Motorrijders niet welkom.
Na een donkere nacht alleen in het bos en onze tanks vol beginnen we aan ons eerste lange stuk offroad. Twee honderd kilometer gravel. Het begint niet erg goed, wasbord. Veel gravelwegen waarop verkeer raast veranderen in een wasbord. Ribbels overdwars zo’n dertig centimeter uit elkaar. Het lijkt niet te doen, alles schud als een gek, maar het is weer zoals in het diepe zand. Je verstand werkt je tegen. Anne en Reinier, die hier al veel mee te maken kregen tijdens hun reis door westelijk Afrika geven aan dat je hier juist vaart moet maken zodat je over de toppen van de ribbels rijd. Uiteindelijk krijgen we het onder de knie en scheuren er flink op los. Ik voel me te gek, als een coureur in Parijs-Dakar, dit is leuk! De verbaasde mensen langs de weg blijven achter in een berg stof. Al snel blijkt dat we niet de enige zijn die deze truc kennen. Landrovers en vrachtwagens scheuren hier met enorme snelheden. Echt gevaarlijk. Als blijkt dat we de grens niet meer gaan halen en geen plek zonder mensen vinden vragen we bij het gebouw van een missie of we daar kunnen overnachten.
De dorpschef wordt erbij gehaald. Hij spreekt geen Engels maar met behulp van Els haar Spaans krijgen we voor elkaar dat hij het goed vindt. Inmiddels staan er al zo’n veertig mensen om ons heen. Ze maken opmerkingen die we niet verstaan en lachen om ons. Een vrouw is behoorlijk bezopen en danst voor ons voordat ze ons geld vraagt. Ook om haar wordt scheutig gelachen. Wij doen weer ons kunstje. Tent opzetten, matjes uitrollen, branders aan. Echt raar allemaal. Dan komt de dorpschef terug dit keer samen met de districtschef. In Westers maatpak. Ook hij verleent zijn goedkeuring. Niet veel later is iedereen ineens weg en worden we met rust gelaten. Uiteindelijk blijkt dat de beheerder van het terrein,de pastoor, niet is gevraagd en hij lijkt een beetje op zijn tenen getrapt maar blijft aardig. Als we het er later over hebben besluiten we ons de volgende keer niet meer zo op te dringen. Deze mensen met hun ongelofelijke gastvrijheid een kans te geven nee te zeggen.
De grensovergang naar Malawi is eenvoudig en hasslefree. Het is hier mooi. We rijden langs de drie duizend meter hoge Mount Mulanje. Haar flanken zijn groen en bezaaid met rivieren en thee plantages. We vinden hier een camping met een groen grasveld en een warme douche. In Malawi is een benzinetekort. Daar hadden we niet op gerekend. We zijn bijna leeg en de eerste drie tankstations hebben niets. Ineens realiseren we ons hoe afhankelijk we zijn van dat goedje. Zonder benzine houd onze voortgang na drie honderd kilometer definitief op.
Na een dag wachten op deze prachtige plek met internet en een pizzeria vinden we een pomp met en kunnen we weer een stukje verder. Iedere pomp onderweg blijkt leeg tot we in Zomba een rij van een kilometer auto’s zien. Het gerucht gaat dat er een tankwagen onderweg is. Over het wanneer verschillen de verhalen. Het kan een uur zijn of morgen of totale onzin. Motoren mogen vooraan staan en het wachten kan beginnen. Het blijkt een goede manier om met de mensen in contact te komen. Ik heb een gesprek met de boekhouder van het station. Hij regelt ons een plek voor aan de rij. Els praat met Allan die taakstraffers begeleid. Hij verklaard het benzinetekort en komt verder dan dat het de schuld is van het management. Met de ondergang van de tabaksindustrie in dit land droogde ook de dollarstroom op waarmee benzine en diesel werd ingekocht. De Irakis hebben geen behoefte aan de instabiele Kwatcha. Uiteindelijk vijf uur later hebben we benzine. Het is inmiddels donker maar we vinden een prachtplek op een berg waar we onze eerste enorme overlandtruck tegenkomen. Jenny en haar man uit Zuid Afrika staan flinke lappen vlees te grillen en zijn heel langzaam op weg naar Engeland met hun drie kinderen.
Van de chauffeur van de benzinetruck hebben we gehoord waar hij de volgende dag benzine gaat brengen dus daar gaan wij ook heen. Als we ’s avonds een zandweg volgen op weg naar een camping en we een groep vrouwen passeren vormen ze een haag en zingen ze ons toe, echt waanzinnig. Uiteindelijk staan we toch nog met een lege tank bij een leeg tankstation. Overal komen mensen op ons af die een paar liter via de zwarte markt aan ons willen verkopen voor enorme prijzen. Ook is er een lange gast met een dwaze blik in zijn ogen die ons een flinke dode slang wil verkopen waarop Reinier hem vertelt dat hij dat niet nodig heeft. Wel weet hij de prijs van veertig liter zwartemarktbenzine flink omlaag te krijgen. Ook nu zijn we weer vol en het lijkt erop dat we door dit land gemazzeld zijn. Morgen rijden we naar de grens van Tanzania.