Gezelligheid in Torremanzanes
Iedere dag voel ik mijn lichaam een beetje uitdijen. Broeken die vorig jaar van mijn kont begonnen te glijden, beginnen nu weer streepjes rond mijn heupen achter te laten. Ik was zo blij vorig jaar dat ik zoveel was afgevallen en intensief aan het sporten was. Mijn bokshandschoenen liggen in de bus, maar het blijkt toch moeilijk vol te houden met ons onregelmatige leven, geen sportschool en geen fiets meer en vooral de Spaanse eetcultuur en bijbehorende glazen bier en wijn. Ik dacht nog ‘daar kan ik best aan wennen’, maar mijn lijf is het daar niet mee eens.
Ik ben nog steeds redelijk verbaasd over de eetgewoonten hier en vraag me af wat er nou normaal is. En hoe het komt dat die Spanjaarden niet allemaal heel dik zijn. Kaste vertelde dat de vaste eetmomenten hier vijf keer per dag zijn en bestaan uit het ontbijt (desayuno), de ochtendsnack (almuerzo), de uitgebreide middagmaaltijd (la comida), de middagsnack (merienda) en dan als laatste een lichte avondmaaltijd (la cena). Daar komt bij dat de tijden nogal laat zijn en Merijn graag in de avond ook nog een bord warm eten wil. In de praktijk dus vlak voor je gaat slapen. Het lijkt wel alsof er hier de hele dag gegeten word. Bijna ieder moment van de dag is er levendigheid en gezelligheid op de terrassen en barretjes. En als er niet gegeten wordt, dan wordt er wel druk gebabbeld over de typische streekgerechten en wat er allemaal ter tafel komt. Helemaal in mijn straatje dus, maar het is nog even zoeken naar een goede balans.
Overigens heeft Spanje met de teloorgang van het Mediterraanse dieet en een toename van fastfood, suikers en gebrek aan beweging wel degelijk te maken met een enorme groei in obesitas. De zuidelijke landen prijken nu bovenaan de Europese lijst.
De belangrijkste oorzaak waarom Spanjaarden zo laat eten is trouwens een van de erfenissen van Franco en heeft te maken met de tijdsindeling. Als de zon op haar hoogst staat, dat wil zeggen om 12 uur, geven de klokken in Spanje 13.30 uur aan. Die anderhalf uur verschil met de ‘natuurlijke’ tijd dateert uit 1942. Op bevel van Franco werd de klok midden in de Tweede Wereldoorlog een uur vooruit gezet op GMT om dezelfde tijd te hebben als Mussolini’s Italië en Hitler’s Duitsland. Dat betekent dat Spanje in de winter één uur voorloopt op de zonnetijd en in de zomer twee uur verschil heeft. Spanje leeft nog letterlijk ‘in de tijd van Franco’.
Vanuit Barcelona nemen we de trein naar Alicante. Als ik uit het raam kijk en het landschap aan me voorbij zie glijden overvalt me even een gevoel van twijfel. Tijdens onze tocht in Catalunya vorig jaar vond ik het ook al moeilijk de schoonheid te zien in de dichtbevolkte gebieden langs de costa’s. Ik zie vooral de gevolgen, de industrie, de drukke wegen, de intensieve veeteelt, de lelijkheid die het allemaal met zich meebrengt en hoe dichter we langs de kust rijden hoe lelijker het wordt.
Ook de totale leegloop van het platteland is vooral te wijten aan de gevolgen van de autarkische economie van Franco. Die droomde van een Spanje dat zichzelf zou kunnen bevoorraden, zonder afhankelijkheid van buitenaf. Dit leidden in de jaren veertig, na de burgeroorlog, tot los Años de Hambre, de hongerjaren. De industrialisatie van de landbouw zorgde in de Spaanse rurale dorpjes voor een opmerkelijke plattelandsvlucht. Franco wilde zijn land in sneltempo moderniseren. Met de doorgedreven mechanisatie van de landbouw zagen landarbeiders hun inkomen in rook opgaan. Tegelijk waren er werkkrachten nodig om de stookovens van gloednieuwe fabrieken in de steden te bemannen (en de opkomende toeristenindustrie). De ontvolking van het Spaanse platteland was onomkeerbaar ingezet. De provincies waar de ontvolking het grootst was, hadden ook te maken met een knoert van een vergrijzing. Dat leidde tot de huidige situatie: negentig procent van de Spanjaarden zit opeengepakt in ongeveer vijftienhonderd steden, op minder dan een derde van het grondgebied.
De trein rijd het station van Alicante binnen en we lopen naar buiten, de zon schijnt. Ook hier volgt weer een warm welkom. Martijn, de broer van Reinier, komt ons ophalen met zijn Mercedes 508 bus, waarmee ze zelf hiernaartoe gereden zijn en die nog steeds trouwe dienst doet. Vorig jaar september lieten we onze eigen bus bij hun op het land staan. Merijn schreef toen het volgende stukje:
Eindpunt van onze reis is een bezoek aan Tjitske en Martijn. Ze wonen in la Torre de les Maşanes in de bergen boven Benidorm en Allicante. Drieëntwintig jaar geleden op stap gegaan vanuit Amsterdam met een busje voor een jaartje weg kregen ze direct geldproblemen. Een naheffing van de belastingdienst zorgde ervoor dat het totale budget kromp tot 400 euro.
Gelukkig hadden ze gereedschap bij zich en vonden een klus hier in de buurt. De klussen bleven komen en uiteindelijk zijn ze nooit meer weggegaan. Ze woonden eerst boven de dorpskroeg en namen aan de overkant de werkplaats over van de dorpstimmerman die met pensioen ging. Zo leerden ze snel iedereen kennen. Binnen no-time waren ze behoorlijk ingeburgerd in het dorp waar nog best veel leven is. Er zijn een hotel, twee winkels, twee slagerijen en twee bakkers waar er een binnenkort dicht gaat. Er is een garage en 3 cafés. Het leven in de dorpen is sinds corona weer in trek. De prijzen stijgen langzaam. In het dorp wonen nog een paar Europeanen. Je komt er door een uur te zigzaggen over mooie wegen vanaf de kust. Wat opvalt is dat je de lelijkheid van de kust snel achter je laat. Hier geen vleesindustrie, wel af en toe wat bungalowparken.
Inmiddels wonen Martijn en Tjitske op de berg vijftien minuten boven het dorp. Ze kochten daar een stuk grond van een hectare en bouwden daar zelf, en met hulp van vrienden, illegaal een houten skelethuis. Het huis is inmiddels af en gelegaliseerd en bevat een kleine woning met slaapkamer, woonkeuken, een flinke houtwerkplaats en sinds kort een drukkerij. Alle stroom komt uit zonnepanelen en voor de machines gebruiken ze een flinke generator. Ze hebben een septic tank en water is er niet. Omdat ze boven de watertoren van het dorp wonen halen ze hun water zelf in grote tanks. Drie maandelijks 6000 liter.
Tjitske verteld dat ze, omdat er geen bron is, ze geen moestuin aangelegd heeft. Groenten zijn nog best betaalbaar in de supermarkt en het kost enorm veel tijd zo’n tuin. Wel is ze al jaren bezig de beplanting op het terrein aan te passen. Meer van de lokale planten als tijm, rozemarijn en salie. Brandbare struiken gaan er uit en de bodem die de boeren hier graag kaal zien krijgt langzaam weer haar beschermende laag terug.
Martijns tip over het renoveren van een ruïne is dat je het moet stutten en dan je paarden er in zetten. Daarnaast bouw je dan je eigen huis. Hij zegt dat, anders dan in Amsterdam de waarde van de woningen laag is. Hierdoor is het bouwen van je eigen woning vrij duur ten opzichte van het kopen van iets dat al klaar is. Materiaal en arbeidsloon zijn de belangrijkste factoren.
Het is gezellig bij Tjitske en Martijn. Drie avonden zitten we om de tafel te praten en ze zouden het leuk vinden als we hier komen wonen. Ze weten ook al een mooi stukje grond met uitzicht en een bron. De taal hebben ze redelijk onder controle. Martijn geeft aan dat ook na al die jaren zijn woordenschat waarschijnlijk maar 25 procent is van dat van de locals. En dat maakt de communicatie soms wat plat. Als voorbeeld geeft hij aan hoeveel woorden wij kennen om geen geld te hebben. Je bent bijvoorbeeld blut, platzak, arm, je hebt geen rooie cent, bent in geldnood, staat rood… in het Spaans gebruikt hij er altijd maar een maar met zijn goed gebektheid lult hij zich er goed doorheen.
Beiden zijn gestopt met drinken en blowen. Ik merk dat ik dat opmerkelijk vind wat al gek genoeg is natuurlijk. We hebben het er over en hoe makkelijk het is om hier steeds meer te drinken en dat een goede invulling van het leven daarbij belangrijk is. Beiden hebben een actief sociaal leven en het lijkt goed met ze te gaan.
Met de laatste gezelligheid in onze herinnering besluiten we deze keer twee weken te blijven. We richten de bus opnieuw in met onze meegebrachte spullen het voelt meteen als thuis. Merijn werkt overdag in de bus of in het appartement beneden en ik help een beetje met de tuin, maak een bankje bij de logeercontainer om te genieten van het schitterende uitzicht en kook La Comida, de uitgebreide warme lunch die we samen eten. Zo krijgen we langzaamaan een levensritme.
De trui die ik gekocht heb bij TopManta (een kledingwinkel van mensen zonder papieren in Barcelona) heb ik al een week aan, net als al mijn andere kleding. Het is een kado voor Martijn maar die kan dus meteen in de was. Het is winter in Spanje, die valt toch wat rauw op ons dak. Overdag schijnt de zon en is het kraakhelder, maar ’s avonds daalt de temperatuur geregeld tot onder het vriespunt en hierboven op de berg sneeuwt het zelfs. Het motorrijden moet nog maar even wachten, daarvoor vinden we het echt te koud. In de bus is het gelukkig lekker warm met de kachel aan en ook in het huis van Martijn en Tjitske is het behaaglijk. Dat is lang niet overal zo. Veel huizen en winkels worden niet verwarmd en het lijkt alsof ze in Spanje de kou negeren voor die paar maanden. Daardoor is het dus vaak echt koud! De huizen lijken er ook niet op gemaakt, als je niet goed doorstookt krijg je het nooit warm. Eigenlijk heb je een oma nodig die de hele dag bij de houtkachel zit en hem opstookt. In het appartement beneden is het ook niet warm te krijgen, Merijn zit er met zijn muts in de vrieskou te werken. In de ochtend begint hij met een cortado in het café beneden, maar besteld per ongeluk een carajillo (koffie met likeur), da’s met deze kou geen luxe hahaha.
Het is weer heel gezellig, er wordt enorm veel gekletst, gelachen en we krijgen een goed beeld hoe het is hier te wonen en je eigen huis te bouwen. Ik ben onder de indruk van Martijn’s vakmanschap en ideeën. Hij heeft al heel wat houten skelet huizen gebouwd samen met een Zwitser hier. Hij verteld dat ze een keer in anderhalve week een huis neergezet hebben, wow! Martijn en Tjitske nemen ons af en toe mee om ook wat meer van de omgeving te zien. Er zijn prachtige bergen, het is groener dan vorige keer en de amandelbomen beginnen al te bloesemen. Nog even en het hele dal kleurt roze. We krijgen hulp van Martijn om het interieur van de bus uit te breiden en aan te passen. De houtwerkplaats staat ons ter beschikking, wat een luxe! Mijn al langer bestaande liefde voor houtbewerking wordt weer aangewakkerd. We rijden samen naar de houthandel om plaatmateriaal te halen en na twee dagen hebben we twee prachtige nieuwe kasten en drinken we trots met zijn vieren een biertje in de bus. We voelen ons er thuis en leren ook wat mensen uit het dorp kennen, de vaste kern op de vrijdagavond. Na wat alcohol lukt het me eindelijk de hobbel van mijn Spaans block te overwinnen en ik heb leuke gesprekken met de drie motorrijders aan tafel en Maria, de eigenaresse van het hotel. De motorrijders zijn de avonturiers, zij rijden wel eens door de bergen naar Alicante. Ze smullen als ik hen onze Dictatour foto’s laat zien. Maria zou ook graag alles aan de kant zetten en gaan reizen, maar ze moet nog even wachten tot haar dochter van zeventien wat ouder is. Zo heeft ieder zijn eigen dromen. Ook wij laten onze fantasie de vrije loop en zien wel mogelijkheden hier, met zoveel kennis, ervaring en hartelijke mensen in de buurt. Martijn en Tjitske hebben goede tips en inzichten. Vooral Martijn gooit er af en toe lekker nuchtere one-liners in: “Je moet zorgen dat je iets kan wat anderen niet kunnen“. Maar eerst gaan we Spaans leren en de rest van Spanje verkennen, nu hebben we de mogelijkheid. In augustus komen we zeker terug voor Martijns 50ste verjaardag.