Iran, bijna tien jaar later
Iran, bijna tien jaar later zijn we er weer. Dit keer een bonus land op onze route door de oude Sovjet landen. Geen Russisch en ook geen wodka meer, wel een blouse met lange mouwen die over mijn billen reikt en een sjaal over mijn hoofd. Het voelt bekend en toch ook weer wat onwennig. Zeker in deze hitte niet echt prettig en het voelt ook zo oneerlijk. Vrouwen helemaal bedekt terwijl de jongens in vrijheid met een wapperend T-shirt en rockerskuif op hun motortjes voorbij zwieren.
Als eerste bezoeken we Mohsen in Bojnurd. Een lange, slungelige Iraniër van begin dertig die een guesthouse en bijbehorende Facebook pagina “Overland in Iran” begonnen is. Voor ons en velen een belangrijke bron van informatie. Voor hem een passie die ook een beetje uit noodzaak geboren is leren we later. Hij ontvangt ons vriendelijk met thee in zijn huis waar boven, zijn broer, moeder en een paar huurders wonen. Beneden is ingericht voor een aantal gasten. Zelf woont hij in een schuurtje naast het overdekt terras. Hij heeft een workshop waar hij hydraulische machines repareert, maar hij klaagt dat hij niet veel verdiend en last heeft van de enorme inflatie. De prijzen zijn afgelopen jaren verviervoudigd. En: “No money, no honey”. Hij was een aantal jaar geleden getrouwd met een knappe, leuke lerares die aan hem was voorgesteld door vrienden. Hij stak zijn spaargeld in het opknappen van het huis en mooie meubels, maar toen werd het leven fors duurder en hield hij niet veel geld meer over . Zijn vrouw weigerde haar inkomen te delen, want in Iran hoort de man zijn gezin te onderhouden. Dat is ook bij wet zo vastgelegd. Het werd een zware tijd voor Mohsen. Toen er ook nog een gerucht de ronde ging dat er geld op en een andere rekening stond, dat hij geërfd had van zijn vader, ging het bergafwaarts. Zijn vrouw en familie geloofden dit gerucht, lieten hem arresteren en voor het gerecht slepen. Uiteindelijk werd zijn onschuld bewezen, maar zijn vrouw verliet hem en nam alle meubels mee. Zijn pickup truck, een belangrijke bron van inkomsten, heeft hij verkocht om zijn schulden te betalen. Nu zoekt hij zijn heil dus bij toeristen.
We hebben een goede tijd met Mohsen en blijven twee dagen. Hij heeft mooie verhalen over de reizigers die hij ontmoet en we leren veel over (de veranderingen in) Iran. Zo is de dresscode voor vrouwen steeds losser en wordt er niet meer zoveel op straat gecontroleerd. Het hebben van een vriendin is ook mogelijk. Er zijn zelfs speciale reizen waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten en zijn er bureaus waar je ook een kort huwelijk kan afsluiten. Zelfs voor een uur, zodat je legaal kunt inchecken in een hotel. Zo vinden de Iraniërs altijd weer een weg om te gaan met de strenge regels van de staat. De overgrote meerderheid is toe aan verandering, maar dit moet wel langzaam gaan. Een nieuwe revolutie ziet hij niet zitten, dat is als een stortvloed. Je weet niet wat er overblijft en de vorige was voor velen een slechte ervaring.
We verkennen de stad en willen een SIM kaart kopen en dollars wisselen. Door de economische sancties kun je in Iran alleen met cash terecht. Mohsen weet wel waar we moeten zijn. De SIM kaart aanvragen duurt lang. We moeten een kopie van ons paspoort en visum, de naam van onze vader en vingerafdrukken achterlaten en uiteindelijk krijg ik een telefoon aangereikt. Ze hebben Mohsen gebeld, zodat hij kan uitleggen dat het nu niet lukt en we vanavond terug moeten komen. Volgende halte, de geldwisselaar. Ook hier horen we dat er gebeld wordt met Mohsen, maar we krijgen wel de gewilde Rials. De SIM kaart blijkt ook
s’ avonds een verloren zaak.
Van Bojnurd gaan we richting de Kaspische zee in de hoop op wat verkoeling. Zo ook honderden Iraniërs die vakantie hebben en het is ook nog vrijdag. Het is een levenslustig, vrolijk en trots volk. Dat laatste iets dat ons volkomen vreemd is. Er wordt gepicknickt, gezongen en gedanst. We worden constant uitgenodigd, bevraagd en gefotografeerd. Die gastvrijheid zit diep verankerd in de maatschappij. Dat hebben we in veel islamitische landen ervaren, maar Iran is toch echt bijzonder. De grenzeloze gastvrijheid in Iran komt niet alleen vanuit religie, maar is een vorm van uitzonderlijke beleefdheid en nederigheid uit het oude Perzië, Ta’arov genaamd. Een complex spel van etiquette en sociale status, waar we maar langzaam een omgang mee weten te vinden. Dus niet als echte Nederlanders overal maar ja op zeggen omdat het gratis is, maar soms ook aandringen op weigeren omdat het alleen een vorm van beleefdheid is en winkeliers toch echt liever betaald krijgen voor hun boodschappen.
Zo wisselen we de kustweg, waar het tropisch groen is met bijbehorend vochtig klimaat, af voor de bergen en vinden toch meestal een redelijk ontspannen kampeerplek. Alhoewel ook hier de borden ons weer waarschuwen voor beren en luipaarden. Sinds Turkmenistan is er een nieuwe groep die ons zorgen baart. Jakhalzen, die we geregeld rond de schemer horen huilen. Het blijft spannend in het bos, zoals we wanneer het kampvuur uitgebrand is, we twee groene ogen zien oplichten in het donker. Met een knuppel bij iedere tent ingang gaan we dan weer een onrustige nacht tegemoet.
We rusten uit bij een Ecolodge, redelijk hilarisch als je je al dagen tussen het vuilnis begeeft, van drie idealistische studenten uit Teheran. Zijn hebben hun carrière opgegeven om iets te kunnen bijdragen aan het leven van de lokale bevolking. Een ontmoeting met een oude vrouw uit Kerman, die bekend is om haar weefkunsten waar zelfs de vrouw van de Shah haar jurken liet maken veranderde hun leven. Toen ze de armoedige omstandigheden zagen waar deze vrouw in leefde besloten ze een project te starten om lokale handwerk mensen te ondersteunen. Zo bezoeken we een viltmaker en zijn vrouw die doeken weeft. Eigenlijk houden we daar niet zo van omdat je altijd zo’n ongemakkelijk gevoel krijgt iets te moeten kopen wat je niet wil. Niet omdat we gierig zijn maar het gewoon niet mooi vinden. Nu betalen we voor de uitleg en demonstratie, dat maakt het voor ons wat prettiger. Het is eigenlijk gewoon hartstikke leuk om te zien.
Jammer genoeg zijn er maar weinig mensen die goed Engels spreken. Alleen mensen die iets met toeristen doen of leraar Engels zijn. Ik benut mijn kans en heb ook hier een halve dag een leuk gesprek met Mahin, terwijl Merijn uitziekt na een halve nacht braken op de plee.
Ze vertelt ook vol trots over de Perzische cultuur, dat Iraniërs diep gelovig zijn maar een hekel hebben aan Arabieren. Ook zij gelooft in een langzame omwenteling zodat ze kunnen wennen, maar er nu wel aan toe zijn. Als de dresscode vanaf morgen vrij zou zijn zou ze als eerste de hijab afdoen. Dat verbaasd me, ik zou zelf liever een T-shirt dragen en misschien een rokje, minder warm. Maar ze zegt dat de mannen daar nog niet klaar voor zijn.
Ook interessant vind ik de uitleg over de inmiddels goede relatie met Irak, als broeders. Er volgt een verhaal over verbroedering door religie in plaats van rivaliteit. Na de oorlog, waar zich trouwens veel Iraniërs vrijwillig gemeld hebben in een tijd waar de hoop hoog was vlak na de revolutie, ondernamen weer veel Iraniërs en Irakezen pelgrimsreizen naar elkaars land. Beide landen hebben een grote sjiitische bevolking en een belangrijk mausoleum. In Iran dat van imam Reza in Mashad en in Irak dat van imam Hossein, kleinzoon van Mohammed, in Karbala. Veel Iraniërs hebben gedoneerd voor restauraties aan de shrine in Irak. Zo zijn de onderlinge relaties weer versterkt.
Dat is het mooie van reizen, we leren zoveel van de dingen die we zien, bezoeken en de mensen die we spreken. Mijn leergierigheid wordt constant aangewakkerd. Ondertussen lees ik “the Silk Roads” van Peter Frankopan en volgen wij de sporen in de geschiedenis die worden aangevuld door de hedendaagse problemen of het optimisme van de mensen die we spreken. We hebben veel gesprekken met elkaar over deze ervaringen waarbij ook weer opvalt hoe twee mensen die hetzelfde ervaren deze anders kunnen interpreteren en verschillende details onthouden. Het blijft boeien.
In Iran volgen we nu de lokale toeristenstroom, zien wat zij graag zien en zijn meer in de natuur. Soms vind ik dat wel jammer omdat ik weet dat er achter de bergen in de steden zoveel moois te zien is. Tegelijkertijd hebben we daar de vorige keer veel van gezien en is dit weer een hele nieuwe ervaring. Ook ik heb last van het gevoel haast te hebben, gevoed door de gejaagdheid van Merijn. Hij houdt graag de vaart erin. Ik heb het tegenovergestelde, ben bang iets te missen of zou graag ergens blijven hangen om me onder te dompelen in het leven ter plekke. Bovendien merk ik dat ik soms echt gewoon moe ben. We maken lange rijdagen, de hitte drukt me neer, voelt bijna claustrofobisch. Het is een andere reis dan de eerste, in vele opzichten, of misschien ben ik gewoon tien jaar ouder en minder flexibel met minder energie. Maar dat duurt altijd maar even en ik geniet met volle teugen. Tegelijkertijd merk ik dat het makkelijker is, we zijn goed op elkaar ingespeeld, kennen elkaars makke en vullen elkaar goed aan. We kunnen nog steeds genieten van elkaars gezelschap en hebben weer een hele bijzondere tijd. Dat pakken ze ons niet meer af!
Als we bijna in Ardabil zijn wordt het zowaar fris en moeten we stoppen om een trui en een jas aan te trekken! De lucht betrekt en ’s avonds regent het. We zien veel mensen in het zwart en als we de motor achter het hotel parkeren horen we drums en even later komt er een stoet mannen in diepzwart voorbij. Sommigen hebben gaten ter hoogte van de schouders in hun blouse. Het is één september en de eerste maanmaand in de islamitische kalender is begonnen. De eerste dag van tien dagen rouw voorafgaand aan Asjoera, waarin het martelaarschap van imam Hossein, de meest geliefde onder de Sjiieten, wordt herdacht.
Overal hangen zwarte vlaggen met gouden Arabisch krullende letters. Er zijn winkels met speciale Asjoera attributen, zwarte shirts met Hossein print en emmers met zwepen voor de zelfkastijding. De processie ziet er imponerend uit. De serieus kijkende mannen, velen met een zweep in de hand of in de riem stekend, lopen door een kleine steeg, begeleid door een diepe zware drum en scherpe, felle ritmes van enkele snaredrums. Ik voel me een beetje een indringer als de mannen me aankijken in het voorbijgaan.
Ik zou de echte processie best graag eens willen zien, maar het kan er wel heftig aan toe gaan. Het is nogal een emotionele gebeurtenis, waarbij er denk ik een soort massahysterie kan ontstaan. Sommige deelnemers worden dan zo enthousiast dat ze soms met hevige verwondingen naar het ziekenhuis moeten worden afgevoerd. Ayatollah Khamenei, heeft rituele zelfkastijding zelfs verboden door middel van een fatwa. En de Libanese leider van de sjiitische Hezbollah-beweging roept elk jaar op om bloed te doneren aan lokale ziekenhuizen in plaats van de zelfkastijding.
De laatste twee in dagen Iran rijden we door de bergen naar de grens met Armenië. We nemen nog een laatste onverharde weg over een hoge pas en komen in een dichte mist terecht. Langs de route passeren we nomaden die hun vee en bijen hier op de zomerweiden laten grazen voor ze over een aantal weken weer naar beneden gaan. Als we een tent of blauwe pickup zien leren we dat er enkele seconden later grote, vervaarlijk blaffende herdershonden uit de mist opduiken en op onze motoren afrennen. Gelukkig wordt er nooit echt gehapt, maar prettig is het niet.
Na een bezoek de volgende morgen aan Babak’s kasteel, een Iraans nationaal symbool in de strijd tegen het Islamitische kalifaat, gelegen op een ruige grillige berg klif, komen we al snel bij de grens. Deze bestaat uit een groene, vruchtbare vallei langs de rivier die de bergen aan beide kanten doorsnijdt. We zien wat kapotgeschoten, ontvolkte dorpen en een in onbruik geraakte spoorlijn aan de andere kant. Nagorno-Karabach, een betwist gebied tussen Armenië en Azerbeidzjan, grotendeels te danken aan de onnavolgbare hersenspinsels van Stalin.
Eind van de middag bereiken we de grens en het inmiddels bekende ritueel van uitvoer en invoer van de motor en onszelf met bijbehorende documenten, stempels en betalingen voor niet altijd even duidelijke handelingen, nemen behoorlijk wat tijd in beslag. Het is al donker als we in een kantoortje, tweehonderd meter verderop een verplichte verzekering afsluiten. Behalve een inmiddels gesloten “Alcoshop” is er trouwens niet veel, maar een paar honderd meter verder is er een hostel. Ik volg de GPS, maar die heeft kuren en we rijden in het donker over een onverharde weg. Als we er bijna zijn komt er een dure auto met woeste snelheid, seinende lichten en een al net zo woeste man aangescheurd. “Pasport!” schreeuwt hij tegen Merijn. Ik zet mijn motor aan de kant en laat het licht aan, loop ernaartoe en vraag nog wie hij dan wel is, als Merijn me op zijn militaire uniform wijst.
Ik leg uit dat we naar Samuel’s hostel op weg zijn en wijs op mijn telefoon. Het is nog maar 160 meter maar we mogen er echt niet door. We worden gesommeerd hem te volgen en in volle vaart brengt hij ons via een andere weg naar het hostel waar we worden ontvangen met koffie door een vriendelijk ouder echtpaar. Welkom in Armenistan!
2 reacties
Jacques Kals
Beste Els en Merijn,
Mooi om te lezen. Weer een karrevracht aan ervaringen erbij. Spannend allemaal.
Ik wens jullie een voorspoedig vervolg van de reis en vooral wens ik jullie
verschoond te blijven van motorpech en een behouden thuiskomst.
Groeten,
Jacques, ook van Chris
Marijke
Fascinerend verhaal Els. Erg leuk om te lezen. Groet!